Nadat vijf Gouwenaren op 13 maart 1943 worden opgepakt door de Haagse Sicherheitsdienst valt het Goudse verzet stil. In de loop van de zomer, als blijkt dat er geen verdere arrestaties volgen, worden de activiteiten weer voorzichtig voortgezet. WL Mulder, werkzaam bij “ijzerwaren- en haardenzaak P Rond Pzn” -aan de Zeugstraat ter hoogte van de Waag- en schoonzoon van eigenaar Aberson, pakt de draad weer op. Dat doet hij samen met onder anderen MA de Korte die bij Provinciale waterstaat Zuid-Holland werkt. Reserve-1e luitenant Mulder is goed op de hoogte van de activiteiten van het gearresteerde driemanschap De Langen, Nieuwenhuisen en Peters, maar nam volgens afspraak geen deel aan hun activiteiten. Daardoor kon hij buiten zicht blijven met als doel hun plaats in te nemen als ze zouden uitvallen.
Kraamvrouwenportaal
Op maandagmiddag 17 augustus 1942 ontstaat onrust in en rond de Sint Janskerk. Na contact tussen de Goudse politie en de Sicherheitspolizei in Rotterdam worden wapens en het andere militairmateriaal weggehaald uit het Kraamvrouwenportaal, een aanbouw van de kerk aan de westzijde. De koster heeft de hoofdinspecteur van politie Beekman geïnformeerd over de aanwezigheid van het wapendepot.
In Goudse geschiedschrijving, te beginnen met enkele krantenartikelen in augustus 1945, wordt melding gemaakt van een wapenvoorraad van de Ordedienst die door verraad in Duitse handen valt. Dat de 173 geweren, 15 revolvers, 5 kisten met munitie en overige legeruitrusting aan de Ordedienst behoren wordt niet door bronnen ondersteund of waarschijnlijk gemaakt. Het vroege Goudse verzet deed soms veel moeite om aan één enkel wapen te komen, wat niet in verhouding staat tot de beschikbaarheid van de forse aantallen die in het Kraamvrouwenportaal liggen opgeslagen. Voor zover valt na te gaan waren alleen de koster, een van zijn zonen en enkele kerkrentmeesters van de Sint Jan nog op de hoogte van de wapens. Ook De Langen en Peters van het prille verzet maken in hun naoorlogse verslagen op geen enkele manier melding van deze wapenopslagplaats. Uit hun weergaven blijkt vooral dat ze met veel inspanning wapens en munitie weten te bemachtigen die zich in slechte staat bevinden en alleen met veel inspanning weer bruikbaar worden.
Allen vrijgelaten
Het korte verhaal is dat in Gouda een deel van de door het Nederlandse leger na de capitulatie verplicht ingeleverde wapens niet direct door de Duitse militairen is afgevoerd. Vermoedelijk om praktische redenen worden ze tijdelijk opgeborgen in het van buiten af en vanuit de kerk goed afsluitbare portaal. Daarna is de wapenopslag in het vergeetboek geraakt. Als de koster ruim twee jaar later bouwmateriaal uit het afgesloten portaal nodig heeft informeert hij uit veiligheidsoverwegingen en zelfbescherming de politie. De Ortskommandant Gouda en Sicherheitsdienst Rotterdam nemen geen halve maatregelen en arresteren vier kerkrentmeesters en vier Nederlands-Hervormde predikanten. De koster en een zoon treden op als informanten en getuigen. Uit verhoren en uitvoerig onderzoek blijkt dat de kerkrentmeesters en predikanten niets met de wapens van doen hebben en dat er ook van verzetsbetrokkenheid geen sprake is. Zij worden allen in de loop van de week vrijgelaten, de laatste na vijf dagen op zaterdagmorgen.*
Reeuwijkse Plassen
Vanaf de mobilisatie in 1939 is er een Infanteriecompagnie wielrijders gelegerd in de door het Ministerie van Oorlog aangekochte sigarenfabriek van Donker aan de Graaf Florisweg. Door de militairen aangeduid als “de sigarenkeet”. Na de overgave in mei 1940 is een deel van hun wapens ingevet en in de Reeuwijkse Plassen gegooid. Dat ze eerst ingevet zijn maakt duidelijk dat het niet alleen bedoeld is om de wapens uit handen van de bezetter te houden. Ze liggen daar tot najaar 1944 als de 42-jarige Teun Reehorst afkomstig uit de Krimpenerwaard op aanwijzingen aan het dreggen slaat en wapens en munitie boven water weet te halen. Het resultaat is 16 karabijnen, circa 2.000 patronen en 3 automatische pistolen voor de Goudse wapenvoorraad. Reehorst legt de wapens en munitie in een schouw, dekt ze af met rietmatten en vaart naar Gouda. In de Blekerssingelgracht bij de Houtmansgracht ter hoogte van Paradijs legt hij aan. Aan Paradijs bevinden zich in één gebouw een ambachtsschool en een handelsavondschool.
De ambachtsschool is gevorderd door de Duitsers en de bankwerkerij is daarom in de handelsavondschool (rechts in het pand) ondergebracht. Daar worden de wapens schoongemaakt, ontvet en weer voor gebruik geschikt gemaakt onder leiding van de verzetsmannen De Boer en Groenendijk. Onder het oog van de Duitsers zijn de wapens daar weer weggehaald en met de bakfiets van stukadoor Willem Idenburg naar een pakhuis Achter de Kerk gebracht. Idenburg klaart de klus samen met Jan Verhoek en Joop Feit Zoet.
Korte Tiendeweg
Eind februari 1945 ontstaat een precaire situatie als een verzetsadres aan de Korte Tiendeweg na een arrestatie bij de Duitsers bekend wordt. In het pand liggen wapens en munitie opgeslagen en zijn onder andere documenten met geheime gegevens over de Duitsers aanwezig. Door gebrekkige communicatie, onjuiste prioriteiten en te weinig daadkrachtig optreden van de verantwoordelijke betrokkenen blijft een snelle actie uit. De ledenlijsten van verzetsmedewerkers die in veelvoud in het huis aanwezig zijn worden niet ogenblikkelijk verhuisd, maar slechts op een andere plaats in hetzelfde huis verborgen. Daarmee blijft het risico dat bij het vinden van de wapens ook de mensen bekend worden die daarmee te maken hebben. Op aandrang van andere medewerkers wordt besloten de wapens weg te halen. Daar wordt pas na ruim twee dagen mee begonnen. De hoeveelheid is te groot om in een keer te vervoeren. Nadat de eerste vracht in veiligheid is gebracht en voor het tweede transport wordt teruggekeerd blijken er Duitsers aanwezig te zijn, waarna snel wordt vertrokken. Ondanks het gevaar wordt de volgende morgen vroeg een nieuwe poging ondernomen om de wapens en documenten te bemachtigen. Omdat de deur aan de binnenkant met grendels is afgesloten wordt er een ruit ingeslagen om binnen te komen. Kennelijk door het lawaai wakker geworden komt een Duitse militair van de bovenetage, die de “inbrekers”, die niets meer in veiligheid kunnen brengen, nog wel naschiet, maar niemand raakt. Er wordt niet teruggeschoten.
Dodelijke gevolgen
In de woning worden ook aantekeningen gevonden van gesprekken die afgeluisterd zijn via een afgetapte telefoonlijn. Met die gegevens en de gevonden ledenlijsten wordt op zoek gegaan naar verdachte personen. Op 1 maart wordt de 21-jarige Louis Snoey thuis aan de Hoge Gouwe opgezocht. Zijn vier jaar jongere broer Jan die probeert te vluchten wordt in de rug geschoten en overlijdt in het ziekenhuis. De Duitse militairen denken dat ze de gezochte Snoey neergeschoten hebben, waardoor Louis ontkomt. Drie dagen later wordt PTT-beambte Willem Boelhouwer op zijn werk gearresteerd. Hij is gewaarschuwd, maar denkt dat het niet zo’n vaart zal lopen. De aftakking van de telefoonlijn, waardoor het afluisteren door het verzet mogelijk werd, was zijn werk. Ruim een week later vindt Boelhouwer als een van de veertig slachtoffers van een represaille in Rotterdam de dood bij de fusillade op het Hofplein.
Wapendroppings
Pas aan het eind van de oorlog raakt het Goudse verzet -in eerste instantie alleen met mankracht- betrokken bij wapendroppings. Uit de laatste dropping voor de bevrijding ontvangen ze zelf ook wapens.
Met een volgende blog over de wapendroppings wordt de reeks over “Vuurwapens voor het Gouds verzet” afgesloten.
* Zie het hele verhaal in de tv-reportage ná de tijdlijn in https://www.triplers.nl/blog/2023/01/12/wapens-in-de-sint-janskerk-gouda/
Bronnen
Dam, MJ van, Gouda in de Tweede Wereldoorlog (2e herziene druk 2006)
Maarsingh, HJ, De illegaliteit in Gouda van 1940 tot 1945 (1993)
Meindert, H, Nederlandse Historiën (nr 3, 1975)
Historische Vereniging Die Goude, Gouda
Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, delpher
Libertum, Gouda
Nationaal Archief, Den Haag
Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag
Streekarchief Midden-Holland, Gouda