Jan van den Broek en Arend van Wijk maken vanwege ernstige familieomstandigheden een riskante reis vanaf hun onderduiklocatie naar het ouderlijkhuis. Jan Toorman neemt een van zijn knutselwerkjes in 1945 mee naar Nieuwe Pekela. Henk Kuiper laat het zijne achter in de schuilplaats onder de wasserij, waar het na ruim 65 jaar gevonden wordt.
De meeste onderduikers die op de dag van de bevrijding in Zuidlaren deel uit maken van de Binnenlandse Strijdkrachten melden zich aan als Oorlogsvrijwilliger en gaan naar Indië.
Van den Broek
Bakkerszoon Jan van den Broek uit Vries wordt gedwongen tewerkgesteld in een vliegtuigfabriek in Kassel. Vanwege de ziekte van zijn moeder mag de twintigjarige in 1942 naar huis om haar te bezoeken, waarna hij terugkeert naar Duitsland. Na het tweede ziekenbezoek aan haar duikt hij onder bij de Ten Haafs op Dennenoord. In april 1944 overlijdt zijn moeder. “Jan van Kassel” wordt met groot risico, ’s avonds laat -ondanks een aanhouding door de politie ongezien- per bakkerskar naar zijn ouderlijk huis gebracht. Daar ziet hij de volgende dag vanuit het dakraam de begrafenis van zijn moeder.
Van Wijk
In verband met ernstige ziekte van zijn moeder wordt de twintigjarige Arend van Wijk door zijn vader in maart 1945 per fiets opgehaald om zijn moeder thuis in Groningen te bezoeken. Daarna duikt “Kleine Jan” opnieuw onder. Omdat het terrein van Dennenoord inmiddels in zijn geheel door de Duitsers is bezet keert hij niet terug naar het Wilhelminahuis. Arend gaat naar de boerderij van oom Hendrik en tante Jantje. De Ovings -geen familie en beiden begin zeventig- leveren eerder al bijdragen in de voedselvoorziening van de onderduikers. Diverse onderduikers lopen vanaf Dennenoord op veilig geachte momenten door het veld naar hun boerderij om eten te halen. Lang duurt het verblijf van Arend hier overigens niet, want op 13 april is de bevrijding. In de week daarvoor is Ovinge het plaatselijke verzet behulpzaam bij transport van een Brengun, een mitrailleur van Franse parachutisten die in de omgeving zijn geland.
Luciferdoosjehouders
Om wat omhanden te hebben en verveling tegen te gaan wordt er wel eens wat geknutseld door de onderduikers. Jan Toorman en Henk Kuipers maken van een plaatje roodkoper een luciferdoosjehouder. In de smederij van Dennenoord is materiaal en gereedschap voorhanden. De familie Toorman is nog in het bezit van het met vermelding van Jans schuilnaam Bas gemaakte exemplaar.
Anders loopt het met het luciferdoosjehouder van Henk Kuipers. Die breekt en wordt weggelegd op een weinig zichtbare plek in de kruipruimte onder de wasserij die bij tijden ook in gebruik is als schuilplaats. De ruimte ligt onder de vouwkamer en is naar schatting acht bij vijf meter groot en circa 1 meter 20 hoog. Overdag wordt in de wasserij gewerkt, wat een omgekeerd-dag-nacht-ritme voor de bewoners noodzakelijk maakt.
De wasserij dateert van 1938, wordt na zo’n 80 jaar buitengebruik gesteld en in 2010 afgebroken. Voorafgaand aan de afbraak vindt nog een inspectie van de ruimtes plaats. Daarbij vindt een medewerker van de Technische Dienst op een muurtje onder de houtenvloer een duimstok en twee stukjes koper. Hij last de beide delen van de luciferdoosjehouder weer aan elkaar. Vervolgens gaat hij opzoek naar de herkomst en maker. Aanknopingspunten daarbij zijn de in het koper geslagen gegevens. Op de voorzijde staat “7 7 22”, met daaronder “HK”, achterop “30 7 43” en op de zijkant “BEER”.
Dit wordt in mei 2017 herleid tot onderduiker Henk Kuipers uit Schoonoord die op 7 juli 1922 geboren is. De bijnaam Beer is bekend uit een herinnering van een van de andere onderduikers. De datum 30 juli 1943 is vermoedelijk de start van zijn onderduik. Een jaar of 75 later krijg de kinderen van Henk het werkstukje van hun vader overhandigd.
Inscriptie is de vloerbalken
Op en in de balken van de schuilplaats onder de wasserij zijn verschillende teksten en afbeeldingen aangetroffen. In de vloerbalken van de vouwkamer is een viertal inscripties van namen aangetroffen: Arend, Harrie, Jan en J de V.
“AREND NOV. ‘44” is de eerder genoemde Arend van Wijk, die van juni 1943 tot maart 1945 onderduikt bij de familie Ten Haaf. Hij komt uit Groningen, waar hij schilder is in het bedrijf van zijn vader. Ook hij duikt onder omdat hij tewerkstelling in Duitsland weigert. November zou kunnen slaan op de maand waarin hij zijn naam in de balk kerft.
“JAN. 24-9-44 – ?” is een inscriptie door Jan de Bruin, die als matrassenmaker en stoffeerder in dienst van Dennenoord is. De datum verwijst naar de start van zijn onderduik, die samenvalt met het moment waarop weerbare mannen in Zuidlaren worden opgeroepen voor graafwerkzaamheden voor de Duitsers. De Bruin is een van de personeelsleden van de vestiging Bloemendaal in Loosduinen, van dezelfde moederorganisatie als Dennenoord. Zij worden in maart 1942 geëvacueerd in verband met de ontruiming van delen van het kustgebied aan de Noordzee voor Duitse verdedigingswerken. De Bruin en zijn gezin vertrekken dan naar Drenthe.
“HARRIE” is de joodse Van Dam uit Groningen in de blog “De onderduikers van de Ten Haafs (deel III)” en “J. de V” zijn de initialen van Ko (Jacobus) de Vuyst uit Rotterdam. Een van de zoons van De Vuyst reageert naar zijn broer op de inscriptie nadat zij de foto hebben ontvangen met “Pa gebruikte altijd ‘J de V’ als initialen trouwens”.
Binnenlandse Strijdkrachten Zuidlaren
Een deel van de onderduikers bij Ten Haaf heeft zich aangemeld om deel te nemen aan het verzet. Na de landelijke samenvoeging van verschillende verzetsorganisatie in september 1944 behoren ook deze mannen bij de nieuw opgerichte Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS). Door de deelnemende onderduikers zijn wapeninstructies ontvangen en schietoefeningen gehouden. Verder is het wachten op het moment van de bevrijding, waarna zij ingezet zullen worden bij arrestaties van NSB-ers, bewakingstaken en hand- en spandiensten voor de geallieerden.
Eind april 1945 wordt een lijst gemaakt van de leden van de Binnenlandse Strijdkrachten van “G3, D10, PC1” (Gewest Drenthe, District Zuidlaren, Plaatselijk Commando Zuidlaren) op de dag van de bevrijding. Dat zijn er omstreeks 200 in getal en daarmee naar verhouding van forse omvang vergeleken met andere districten die grotere inwoneraantallen hebben.
Van de 37 ondertekenaars in de felicitatie-advertentie zijn er 12 lid van de NBS district 10. Alleen Beukema, Ferkranus en Pieterson horen niet tot de lokale bevolking. Geert Molenaar komt op de lijst van district 10 niet voor, hoewel hij voor de NBS administratief medewerker is op het Noorder Sanatorium, waar gearresteerde NSB-ers worden vastgehouden.
In de weken die volgen gaan de ondergedoken politiemannen Van Asselt en Bergervoet over van de NBS naar de Politieke Opsporingsdienst.
Zeven van de oud-onderduikers treden toe tot het Oorlogsvrijwilligers-bataljon Drenthe bij het 1e Regiment Infanterie. Op De Bruin en Stelwagen na allen begin-twintigers. Piet Pieterson wordt tot zijn spijt om gezondheidsredenen niet toegelaten.
Ferkranus, J Toorman en Van Wijk sluiten zich aan bij het Bataljon Groningen van het 12e Regiment Infanterie. Kuipers wordt oorlogsvrijwilliger bij de Militaire Politie.
Na opleiding in Nederland en voor de meesten bewakingswerkzaamheden bij de mijnopruimingsdienst in Noord-Brabant en Zeeland volgen enkele jaren Indië. In de tweede helft van 1948 keren de voormalige onderduikers weer terug in Nederland. Sommigen houden in de Indië-jaren contact omdat ze van hetzelfde bataljon deel uit maken. De broers Jan en Wout ten Haaf vinden in Indië hun latere huwelijkspartner. In mei 1949 trouwen dochter Ammy ten Haaf en oud-onderduiker Jan Ferkranus in Zuidlaren en hebben hun huwelijksfeest bij de Ten Haafs thuis op Dennenoord.
Daarbij zijn ook enkele andere oud-onderduikers aanwezig die in de eerste naoorlogse jaren contact hebben gehouden. Het is vermoedelijk de laatste feestelijke samenkomst bij de Ten Haafs. Later die maand pakken zich donkere wolken samen boven de familie als vader Ten Haaf geschorst en later ontslagen wordt door zijn werkgever Dennenoord, tot verbijstering van velen. Over de deels mysterieuze gebeurtenissen die daaraan vooraf gaan en de ingrijpende gevolgen voor het gezin Ten Haaf, met onder andere vertrek uit Zuidlaren, later enkele blogs.
De advertentie van 1970
Vijfentwintig jaar na de felicitatie- en dankadvertentie in Oostermoer-Noordenveld verschijnt in het Nederlands Dagblad op woensdag 13 mei 1970 opnieuw een felicitatie-advertentie voor vader en moeder Ten Haaf. Nu ter gelegenheid van hun 50-jarig huwelijk, en anders dan in 1945 zonder ondertekenaars. Na de ontdekking hiervan wordt deze -behalve in de herinneringen van dochter Adriana Reus- nergens aangetroffen. Buiten de familie Ten Haaf blijkt deze ook bij vrouwen of (klein-)kinderen van voormalige onderduikers onbekend te zijn. Onderzoek bij de krant geeft geen opheldering over de opdrachtgever tot plaatsing. Met de nodige slagen om de arm lijkt de advertentie gezien de tekst, nauwkeurige data en adresgegevens, afkomstig te kunnen zijn van één van de onderduikers die later schoonzoon zijn geworden: Jan Ferkranus en Arend van Wijk. Anders dan Ferkranus is Van Wijk in Nederland blijven wonen. Hij mag bovendien tot de lezerskring van het Nederlands Dagblad gerekend worden. Helaas heeft onderzoek op dit punt niet tot zekerheid kunnen leiden.
Bronnen
Buma, TJ, Zuidlaren in oorlogstijd, 1940-1945, Leeuwarden, 1992
Reus-ten Haaf, Adriana M de, Twilight Ramblings, [2012], (niet gepubliceerd)
Schuurmans, Rense, Groeten uit Dennenoord, 2009
Interviews met vrouwen, (klein-)kinderen en andere familieleden van voormalige onderduikers
Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, Delpher
Lentis Erfgoed, Zuidlaren
Nationaal Archief, Den Haag
NIOD, Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocïdestudies, Amsterdam
Familiearchief Stassen-Ferkranus
Familiearchief Stoffels-ten Haaf
Nederlands Dagblad
Oostermoer-Noordenveld, Zuidlaren
Met hartelijke dank aan alle geïnterviewden voor hun informatie en medewerking