Willem ten Haaf is begin november 1942 terug op Dennenoord en pakt na Scheveningen zijn werk als chef-machinist en hoofd van de smederij weer op. Enkele dagen na zijn aankomst verneemt de ondergedoken Taeke de Jong dat Ten Haaf weer thuis is. Aanwezig zijn en niet opvallen lijkt geen eenvoudige combinatie in de functie van Ten Haaf. Dennenoord is een omheinde enclave, waar niet iedereen zo maar en ongezien kan binnenkomen. Dat biedt enige bescherming. Er is voor hem kennelijk geen noodzaak voor en behoefte aan een schuilplaats voor permanent verblijf of een onderduik buiten zijn woon- en werkomgeving. De eerdere en beperkte ervaring met de drie joodse onderduikjongeren lijken een aanzet te geven tot het organiseren van een schuilplaats die in geval van nood meer veiligheid voor langere tijd biedt.
Salaris Dennenoord
Mevrouw De Jong krijgt van werkgever Dennenoord te horen dat het salaris van haar man wordt stopgezet, omdat hij vrijwillig zijn werk heeft verlaten en niet is teruggekeerd. Het duurt twee maanden voor het Centraal Bestuur besluit dat zijn salaris voor 80% wordt doorbetaald. Daarmee is zij voorlopig uit de financiële zorgen, die ook zwaar drukken op haar ondergedoken man.
Later in de oorlog past de Vereniging waar Dennenoord vanuit gaat het beleid aan en besluit alle ondergedoken personeelsleden het volledige loon door te betalen.
Het salaris van Ten Haaf lijkt tijdens zijn tweeënhalve maand durende afwezigheid wel gewoon doorbetaald te zijn. Hij is onvrijwillig van zijn werk vertrokken. In zijn cel in Groningen maakt hij zich overigens wel behoorlijk zorgen om het financiële reilen en zeilen van zijn gezin. Hij somt in een van de brieven op van wie hij nog geld tegoed heeft en is zeer terughoudend met het vragen om geld voor eigen aankopen in de gevangeniskantine.
Op 10 november, 5 dagen na terugkeer van ten Haaf, verneemt De Jong op zijn onderduikadres dat hij weer op vrije voeten is. Hij schrijft een brief aan Ten Haaf en vraagt hoe het met de fl 500,- staat die ontvangen is voor de kosten van de joodse onderduikers. De brief laat hij aan Van Weringh lezen en vraagt hem die over te brengen aan Ten Haaf. De Jong ontvangt fl 150,- voor gemaakte onkosten en vermoedelijk ter compensatie van misgelopen salaris van Dennenoord.
Onderduiklocatie
Een van de centrale verhalen over onderduiken bij Ten Haaf gaat over de ondergrondse schuilplaats bij het schuurtje achter de dienstwoning. Door het combineren van tal van stukken en stukjes informatie uit diverse bronnen is een reconstructie van de situatie daar te maken. De recente ontdekking van een bron in het Nationaal Archief in Den Haag voegt nieuwe feiten toe, evenzeer als het ook nieuwe vragen oproept.
Aanleg schuilplaats
De joodse jongeren verblijven tijdens hun korte onderduik op de logeerkamer op de eerste etage bij Ten Haaf in huis en in de smeerput van een bedrijfsgarage op Dennenoord. Daaruit is veilig af te leiden dat er dan nog geen schuilplaats in de tuin is. Als zoon Jan ten Haaf samen met drie klasgenoten van de HBS moet onderduiken is er een kant-en-klare onderduikplek beschikbaar, achterin de tuin van Jans ouders. In de tijd tussen deze beide gebeurtenissen moet de schuilplaats dan zijn aangelegd. Gezien de constructieve kwaliteit en elektrische voorzieningen ligt daar een plan en uitvoering door een vakman aan ten grondslag. Daarmee is het tijdvak waarin het eerste onderduikhol is aangelegd hoogstwaarschijnlijk 5 november 1942 en 12 februari 1943; de drie maanden tussen de terugkeer van Ten Haaf en de onderduik van de vier HBS-ers.
Herinnering ds Hettinga
Dominee Hettinga schrijft in zijn oorlogsverslag voor The Pella Chronicle in 1946 dat hij vóór zijn arrestatie op 7 oktober 1942 in Hasselt ook wel op de onderduiklocatie bij Ten Haaf geslapen heeft. Op dit punt lijken zijn herinneringen wat door elkaar te lopen. Zijn opname als “patiënt” op Dennenoord dateert van omstreeks 7 november 1942. Ten Haaf was toen net een enkele dag weer thuis en het onderduikhol was toen nog niet aangelegd.
Ook vermeldt Hettinga dat er een telefoon bij de schuilplaats aanwezig was voor alarmering in geval van gevaar. Maar er was een andere manier om een signaal te geven aan de bewoners onder de grond. In de woonkamer van Ten Haaf, aan de keukenzijde, kon gebeld worden, waarmee in de schuilplaats een geluidssignaal klonk. Zo kon gewaarschuwd, of aangegeven worden dat de kust weer veilig was.
Situatieschets
Een belangrijke bijdrage aan het overzicht van de onderduiklocatie is geleverd door dochter Adriana de Reus-ten Haaf door haar beschrijving en de op basis daarvan gemaakte situatieschets. Een in het Nationaal Archief aangetroffen tekening van de hand van Kees Stelwagen geeft -naast bevestiging- aanvullingen. Stelwagen is van half mei 1943 onderduikersverzorger en later zelf ook onderduiker tot de bevrijding. Daarnaast zijn er enkele foto’s die beeldbepalend zijn voor de entree, het eerste onderduikhol en de latere uitbreiding.
Geert Molenaar, een van de vier eerste onderduikers, geeft de meest uitvoerige beschrijving van de situatie ter plekke. Via andere onderduikers en een enkele bezoeker van de schuilplaats zijn nog wat aanvullingen en bevestigingen.
Daarmee vinden tegelijk ook enkele correcties op eerdere blogs plaats.
Directe omgeving
De woning die de Ten Haafs in 1931 betrekken ligt betrekkelijk ver van de hoofdingang aan de Stationsweg, bij de zijuitgang aan de doorgaande route tussen de Oude Tolweg en de Schipborgerweg. Op de uitsnede van onderstaande kaart van Dennenoord uit 1932 is het huis met volgnummer 43 aangegeven en de werkplaats/ smederij met nummer 42. Het met groen aangegeven gebied waarin deze beide nummers liggen bestaat volgens de legenda uit “opgaande eiken”. Tegenover Ten Haaf woont vanaf medio 1933 de familie Van Weringh in het huis met volgnummer 41, omgeven met “grove den”.
In de ca 20 jaar die tussen het maken van beide bovenstaande kaarten ligt is naast continuïteit verandering zichtbaar. Het perceel waarin dienstwoning E 29 en de smederij liggen is bosrijker geworden en er zijn aan de achterzijde vier loodsen bijgebouwd. In het verlengde van E 29 en de smidswerkplaats is in 1938 de wasserij gebouwd, die ook een grote rol in het herbergen van onderduikers speelt.
Schets tuin 1942-1945
Op het bovenste deel van de schets hieronder -die niet op schaal is getekend- is het schuurtje aangegeven en met stippellijntjes de ondergrondse schuilplaatsen.
In de linkeronderhoek van het schuurtje is de plek van de hond Leo, op het toegangsluik. Links daarvan ligt het oudste onderduikhol, met toegang door een aantal liggende tonnen waarvan de deksels en bodems verwijderd zijn. Anders dan op deze schets is het Wilhelmina-huis langwerpig: aan de zijde van de entree 1,65 m met een lengte van 4,50 m. Daarmee komt de oppervlakte op ongeveer 7,5 m2. Er is plaats voor vier personen, met hangmatten als slaapplaatsen. Als de gezondheidstoestand van onderduiker Geert Molenaar verslechtert wordt er voor hem een bed in de ruimte gemaakt. Dat is waarschijnlijk in de loop van 1944 gebeurd; in augustus 1944 is zijn conditie zo slecht dat hij de schuilplaats verlaat en als patiënt wordt opgenomen in de instelling Dennenoord.
De schuilplaats heeft de geringe hoogte van 1,20 m. Dat maakt zitten op de grond of op het aanwezige vlondertje nodig. Ventilatie is een probleem, waardoor het plafond regelmatig vochtig van condens is. Soms is het grondwater zo hoog dat er water op de bodem staat. Daaruit lijkt af te leiden dat het hol betrekkelijk diep onder de grond ligt: in de beide andere schuilplaatsen kun je rechtop staan en daarover zijn geen verhalen van grondwater.
Uitbreiding
Omdat er meer ruimte voor onderduikers nodig is, wordt de schuilplaats met twee achterelkaar liggende ruimtes uitgebreid. Deze zijn gesitueerd aan de achterkant van het schuurtje. Voor de toegang is een “aftakking” gemaakt vanaf de bestaande toegang naar de oudste schuilplaats. De nieuwe tunnel is voorzien van rails en een karretje, waarop men zich liggend van de ingang naar de holen kan verplaatsen.
De beide nieuwe ruimten bieden elk onderdak voor zes personen, die daar op strozakken kunnen slapen. Na de slaapuren worden die opgestapeld, waardoor enige loop- en verblijfsruimte ontstaat. Voor de achterste ruimte is de toegang via het hol ervoor. De exacte afmetingen zijn niet bekend, maar worden geschat op ongeveer 3 m bij 2,5 m. Dat betekent dat ook deze beide ruimtes ca 7,5 m2 aan oppervlakte hebben.
Een vraag die nog openstaat is wanneer de ondergrondse uitbreiding is gerealiseerd. Stelwagen verklaart in 1976:
Onder de wasserij verbleven lange tijd veel onderduikers. Na vordering door de Wehrmacht in februari 1945 moeten velen weg. Frits* en plusminus dertien anderen bleven. Er werden toen vlakbij de vijand twee holen met verbinding tot de eerste gemaakt achter de tuin van Ten Haaf
*De onderduiknaam van Geert Molenaar is Frits Meijer
Stelwagen is duidelijk over de aanleg van de nieuwe holen. Toch weten familieleden van onderduikers die bij of voor de komst van de Wehrmacht zijn vertrokken te vertellen van rails en een karretje naar hun schuilplaats. Bijkomende vraag is hoe de omvangrijke en tijdrovende aanleg van twee van zulke ruimtes kan plaatsvinden zonder dat dat opgemerkt wordt door de aanwezige Duitsers of resterende bewoners van de enclave Dennenoord. Er blijven nog vragen te beantwoorden. Net als vervaardiging op schaal van het perceel met huis, schuurtje en tuin met schuilplaatsen.
Met bovenstaande beschrijving ontstaat in combinatie met deze -hoofdzakelijk bekende- foto’s een nog wat concreter beeld:
Schuurtje, met deze zijde evenwijdig aan de achtergevel van het woonhuis. De achterkant van het buitenverblijf van de hond Leo stond ter hoogte van de lichte rechthoek links onderaan
Aan de linkerzijkant van het schuurtje de ingang, met om de hoek de ligplaats van Leo op het toegangsluik naar de schuilplaatsen.
De eerste onderduikruimte, met elektrische verlichting. Rechts de korte zijde met de toegang. De vorm van een ton is zichtbaar. Het gordijn voor afsluiting van de ingang is naar links opengeschoven. In deze ruimte de bel die vanuit het woonhuis bediend kan worden.
De achterste ruimte van de uitbreiding met twee schuilplaatsen. Links de achterwand met bergruimtes, met in het linker vak een radio. Ook hier elektrische verlichting.
* Klik op de afbeeldingen voor een groter beeld
Bronnen
Buma, TJ, Zuidlaren in oorlogstijd, 1940-1945 (1992)
Jong, Bote de, Een aantal gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) in Zuidlaren – Mijn vader en anderen in de schijnwerpers (1995)
Jong, Taeke de, Ervaringen van een onderduiker 1940-1943, in Zuidlaren in oorlogstijd, D7B, HVG Zuidlaren (april/mei 2010)
Reus-ten Haaf, Adriana M de, Twilight Ramblings, [2012] (niet gepubliceerd)
Archief Dennenoord, Lentis, Zuidlaren
Drents Archief, Assen
Historisch Documentatie Centrum Protestants Erfgoed, VU, Amsterdam
Lentis Erfgoed, Zuidlaren
Nationaal Archief, Den Haag
lentiserfgoed.nl