De aanleiding is bitter en de overgang is groot als de smederij met achtergelegen woonhuis door de Ten Haafs in Strijen wordt betrokken. Eén van de vier plaatselijke smederijen; aan concurrentie geen gebrek. De zolderruimte die eerder als opslagruimte dient wordt in eigen beheer omgebouwd tot slaapkamers voor de drie thuiswonende jongens.
Strijen is de oudste plaats in de Hoeksche Waard en is in de tijd van de postkoets de “rijksweg” van Den Haag naar Brussel. Een plaats waar paarden beslagen en gewisseld kunnen worden.
Geen verleden tijd
Vanaf 1 oktober 1949 is het voor de Ten Haafs inburgeren in een nieuwe woonplaats, een klantenkring onderhouden en kerkelijke aansluiting zoeken. Dennenoord ligt achter hen, maar is nog geen verleden tijd. Na aangifte door Dennenoord bij de rijkspolitie in Zuidlaren volgen rechtszaken in Assen en Leeuwarden. Het duurt een kleine anderhalf jaar na aankomst in Strijen voordat de uitspraak in hoger beroep in Leeuwarden op tafel ligt.
Aangifte
In de periode na 15 juli 1949 wordt vanuit Dennenoord aangifte gedaan bij de rijkspolitie in Zuidlaren. De precieze datum en alle onderwerpen in de aangifte zijn niet meer te achterhalen. Wel dat op basis van het daaropvolgende onderzoek door de politie het openbaar ministerie op 17 november 1949 besluit tot het starten van een gerechtelijk vooronderzoek.
Er worden processen-verbaal opgemaakt van de verhoren door de rechter-commissaris met een zestal getuigen. Naast de huismeester en de (dan nog) 2e machinist zijn dat een terreinwachter en een medewerker van de smederij van Dennenoord, een opkoper uit Veendam en een koopman in metalen uit Groningen. Een aantal getuigenverklaringen wordt in de tweede helft van november 1949 afgelegd, kort na de opening van het vooronderzoek. Het gerechtelijk vooronderzoek wordt op 17 februari 1950 afgesloten.
In het jaarverslag over 1949 van het Stichtingsbestuur van Dennenoord voor het Algemeen Bestuur van de Vereniging tot Christelijke verzorging van Geestes- en Zenuwzieken” wordt onder “bijzondere tuchtgevallen” vermeld: “De chef-machinist werd 25 Mei geschorst en 22 Juni ontslagen.”
Tenlastelegging
Ten Haaf wordt op 12 mei 1950 gedagvaard door de arrondissementsrechtbank, kamer van strafzaken, bij gerechtelijke brief die is uitgereikt op 23 mei 1950 in Strijen. De zaak komt voor op 16 juni 1950 bij de arrondissementsrechtbank in Assen.
De tenlastelegging betreft “verduistering” (Wetboek van Strafrecht art. 321 subsidiair art. 322) en bestaat uit vier punten:
- in januari 1947 een hoeveelheid oud-ijzer, respectievelijk de opbrengst daarvan ad fl 75,-
- november 1948 idem ad fl 60.-
- in februari 1949 een gedeelte van een plaat nieuw zilver
- in de periode 1945 tot en met juni 1949 gereedschappen
Anders dan in de loop der jaren wel gezegd is gaat het dus niet om een rechtszaak door Ten Haaf aangespannen tegen Dennenoord.
Krantenverslag
In de “Provinciale Drentsche en Asser courant” van de dag na de rechtszitting wordt verslag gedaan. De koppen boven het artikel luiden “In “Dennenoord’s smidse was zilver noch oud ijzer veilig” en “Chef-smid schakelde niet tijdig om”.
De officier van justitie spreekt van verduistering. Het lijkt te gaan om enkele kleine diefstalletjes.
Over Ten Haaf wordt vermeld dat hij bijna twintig jaar leiding gaf aan de smederij en dat kennelijk tot volle tevredenheid, want hij werd probleemloos gehandhaafd. In de oorlog hield hij zich bezig met illegale activiteit en huisvestte enige onderduikers.
Na zijn schorsing bleek dat verschillende stukken gereedschap, de opbrengst van een partijtje oud-ijzer en een deel van een zilveren plaat weg waren. Een groot deel van het gereedschap werd in zijn huis aangetroffen.
Weerwoord verdachte
Ten Haaf gaf bij de ondervraging ter terechtzitting aan dat hij het gereedschap voor karweitjes thuis in de avonduren gebruikte en dat hij niet meer wist waar de opbrengst van fl 60,- van de verkoop van oud-ijzer was gebleven. Van het gebruik van een deel van een zilverenplaat voor het maken van een lamp voor zijn zoon, gaf hij aan dat dit in overleg was gebeurd. Naar zijn mening “zocht men iets” om hem eruit te werken ten gunste van Van Weringh, die teruggekomen was uit Indië. Dat zou van meet af aan de opzet zijn geweest.
De officier van justitie eist een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden.
De teneur van het krantenverslag is dat verdachte Ten Haaf na de oorlog, waarin door zovelen wel eens wat werd “gerommeld”, niet tijdig had kunnen omschakelen van bezetting naar bevrijding. De nauwkeurigheid van het krantenverslag laat te wensen over: Ten Haaf wordt aangeduid als “de 45-jarige Willem W ten H.”, terwijl zijn tweede voornaam Marinus is en hij op dat moment 54 jaar is. Bovendien wordt over drie in plaats van over vier punten in de tenlastelegging geschreven.
Ook opmerkelijk is dat er tijdens de zitting over onderdak aan “enkele onderduikers” wordt gesproken. Het waren er in een periode van ruim twee jaar tientallen.
Vrijspraak in Assen
Twee weken later, op 30 juni 1950 verklaart de rechtbank in Assen dat het aan Ten Haaf tenlastegelegde niet bewezen is en spreekt hem daarvan vrij.
De “Provinciale Drentsche en Asser courant” maakt daar op 30 juni -en op de dag daarna met identieke tekst- melding van in een kort bericht.
Hoger beroep in Leeuwarden
De officier van justitie gaat op 3 juli 1950 in hoger beroep tegen de uitspraak, waarna op donderdag 11 januari 1951 bij het gerechtshof in Leeuwarden de openbare terechtzitting volgt. Ook nu komt Ten Haaf vanuit Strijen naar de zitting. Mr JC Hummelen uit Groningen treedt opnieuw op als zijn advocaat. Hummelen was een in Gereformeerd Vrijgemaakte-kring bekende advocaat, die onder andere was opgetreden in rechtszaken over de toewijzing van goederen in kerkelijke geschillen.
Getuigen
Nadat de procureur-generaal de zaak heeft voorgelegd aan het hof worden de zes getuigen ondervraagd. Allen blijven bij hun verklaring zoals die is vastgelegd in het proces-verbaal van hun verhoor tijdens het gerechtelijk vooronderzoek.
Zowel huismeester Visser als Van Weringh -sinds 1 december 1949 chef-monteur- zeggen dat er in het gesprek van 22 juni 1949 niet gesproken is over de plaat zilver voor eigen gebruik. (Gedoeld wordt op het gesprek waarin de schorsing werd meegedeeld. Dat was op 25 mei 1949 en niet op 22 juni 1949). Visser zegt bovendien dat de verdachte de waarde wel 100 keer wilde vergoeden als er maar geen zaak van kwam. Daarnaast heeft Ten Haaf volgens hem aangegeven kopergaas voor Dennenoord gekocht te hebben voor fl 36,- en dat bedrag nog tegoed te hebben.
De medewerker van de smederij antwoordt niet de indruk te hebben dat Ten Haaf de zekeringen voor zichzelf onder de transformator had gelegd. Ook verklaart hij: [de] “Verhouding tussen personeel en verdachte was goed”.
De laatste getuige, een 53-jarige koopman in metalen uit Groningen, verklaart geen fl 75,- aan Ten Haaf te hebben betaald (de tenlastelegging betreffende januari 1947), maar aan een jonge man aan een loket. Die “jonge man” blijkt huismeester Visser te zijn, die dat bevestigt.
Verweer
Na de ondervraging van de getuigen is de beurt aan Ten Haaf om te reageren.
Hij heeft wel degelijk met Visser gesproken over de plaat zilver voor eigen gebruik. De medewerker van de smederij moest de zekeringen verbergen om niet te laten uitkomen dat het werk door omstandigheden nog niet af was. Hij houdt vol zich niets van Dennenoord te hebben toegeëigend.
Raadsman Hummelen betoogt dat er vrijspraak moet volgen, omdat geen van de tenlastegelegde feiten bewezen is.
Ook vrijspraak in hoger beroep
Het hof in Leeuwarden oordeelt veertien dagen later op 25 januari 1951, nadat herhaald onderzoek is gedaan, dat de rechtbank in Assen Ten Haaf terecht heeft vrijgesproken, waarbij de gronden voor de vrijspraak worden bevestigd.
Daarmee is alleen uitspraak gedaan over de vier tenlasteleggingen van verduistering. En in tegenstelling tot sommige mondeling en schriftelijk overgedragen verhalen over de rechtszaken hebben die geen betrekking gehad op de schorsing en het ontslag van Ten Haaf. Evenmin op vermeend wanbeleid en verdwenen en niet teruggevonden koper uit de oorlogsjaren.
Op woensdag 14 februari 1951 krijgt Ten Haaf -die bij de uitspraak niet aanwezig was- een afschrift van het vonnis uitgereikt.
Tijdlijn oktober 1949 – februari 1951
01-10-1949 overname smederij Strijen en formele ontslagdatum Dennenoord eind 10-1949 afsluiting onderzoek rijkspolitie Zuidlaren 17-11-1949 start gerechtelijk vooronderzoek 17-02-1950 afsluiting gerechtelijk vooronderzoek 23-05-1950 uitreiking dagvaarding 16-06-1950 rechtszitting arrondissementsrechtbank Assen;
eis officier van justitie: 8 maanden voorwaardelijk30-06-1950 vonnis arrondissementsrechtbank Assen: vrijspraak 03-07-1950 hoger beroep door officier van justitie 11-01-1951 rechtszitting gerechtshof Leeuwarden;
eis procureur-generaal: 8 maanden voorwaardelijk25-01-1951 arrest gerechtshof Leeuwarden: bevestiging vrijspraak 14-02-1951 uitreiking arrest gerechtshof
Bronnen
Reus-ten Haaf, Adriana M de, Twilight Ramblings, [2012] (niet gepubliceerd)
Schuurmans, Rense, Groeten uit Dennenoord, 2009
Archief Dennenoord, Lentis, Zuidlaren
Drents Archief, Assen
HDC VU, Protestants Erfgoed, Amsterdam
Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, Delpher
Museum “Het Land van Strijen”
Oudheidkundige Vereniging “Het land van Strijen”
Tresoar, Leeuwarden
erfgoedlentis.nl
hetlandvanstrijen.com
Voor de beschrijving van de rechtszaken is dankbaar gebruik gemaakt van een aantal rechtbankstukken dat in de provinciale archieven van Drenthe en Friesland bewaard bleek te zijn. Voor de reconstructie zijn met name gegevens ontleend aan het Drents archief in Assen uit:
- Arrondissementsrechtbank in Assen, 1950-1959, toegang 0830, inv nrs 5, 52 en 0858 inv nrs 1, 57
en bij Tresoar in Leeuwarden uit:
- Gerechtshof en parket van de procureur-generaal te Leeuwarden 1950-1959, toegang 17-02, inv nrs 95, 116
Lokalisering na uitgebreide research van deze en andere relevante documenten maakte bovenstaande reconstructie mogelijk. De feiten zijn eind 2017 en begin 2018 verzameld en gerangschikt. Sindsdien zijn er geen aanvullende informatie en zaken die een ander licht op de rechtszaken werpen bekend geworden.