Op 21 mei 1984 zet oud-onderduiker Arend van Wijk zich in Vlissingen achter de typemachine om het verzetsherdenkingskruis aan te vragen voor zijn in 1971 overleden schoonvader Willem ten Haaf. Hij omschrijft de aard van zijn verzetsactiviteiten als “Onderbrengen van onderduikers en het verkrijgen van bonkaarten.” De vier pagina’s lange vragenlijst beantwoordt hij naar beste weten en met behulp van informatie die hij van zijn schoonmoeder Elsina ten Haaf-Alons krijgt, die dan in Canada woont. Hij reproduceert de namen van 17 onderduikers, soms met later beroep en woonplaats en in enkele gevallen met vermelding van overlijden.
Wel of geen onderscheidingen
Al in 1945 wordt ook op officieel niveau intensief gesproken over het onderscheiden van verzetsdeelnemers. Verschil in inzet en verdienste mag niet tot een rangorde in onderscheidingen leiden, zoals dat bijvoorbeeld bij militaire dapperheidsonderscheidingen wel het geval is, vindt het voormalig verzet. De Grote Adviescommissie der illegaliteit is van mening dat de grens tussen wel of niet verzet hebben gepleegd nauwelijks te trekken is en ziet ook daarom zo’n blijk van waardering als ongewenst. Wel is men voorstander van postume eerbewijzen. Dit leidt in 1946 tot de instelling van het Verzetskruis. Daarvan zijn er een kleine honderd uitgereikt, met overigens een redelijke afspiegeling van de religieuze en ideologische verhoudingen onder de Nederlandse bevolking.
Christenplicht
Willem ten Haaf weigert een interview aan een journalist van de lokale krant Oostermoer-Noordenveld die in een van de eerste weken na de bevrijding langskomt. Hij en zijn vrouw hebben slechts hun christenplicht gedaan, die geen verdere aandacht behoeft. Een paar plaatjes mogen er gemaakt worden van de ondergrondse schuilplaats, niet van de onderduikgevers zelf. Daardoor komt er alleen een foto van het Wilhelminahuis met een wat uitgebreider onderschrift in de krant. Van een interview “misschien later”, waarmee de journalist tevreden wordt gesteld, komt het later niet meer.

(collectie Stassen-Ferkranus)
Late erkenning
In de eerste naoorlogse jaren en ook in de decennia daarna zijn tal van monumenten opgericht ter herinnering en als eerbewijs aan verzets- en andere oorlogsslachtoffers. In veel plaatsen zijn straten en pleinen vernoemd naar personen die in het verzet hun sporen verdienden en hun leven gaven voor vrijheid en vaderland. Maar individueel eerbetoon – anders dan door een militaire onderscheiding- vindt niet op grote schaal plaats. Naarmate de tijd verstrijkt, de oorlog meer geschiedenis wordt en nog levende verzetsdeelnemers op leeftijd komen groeit de behoefte aan instelling van een onderscheiding voor individuele burgers waarmee erkenning en waardering voor deelname in het verzet tot uitdrukking wordt gebracht. Na een start in de jaren zeventig vanuit particulier initiatief en na veel overleg wordt op 29 december 1980 bij Koninklijk Besluit nr 104 het verzetsherdenkingskruis ingesteld. Voordracht daarvoor kan door derden gebeuren, maar ook door zichzelf aan te melden. Het aantal aanmeldingen overschrijdt de schattingen ruimschoots, waardoor de beoordelingen veel tijd kosten. De deadline voor het indienen van aanvragen wordt enkele malen verschoven. Rond de laatste mogelijkheid voor indiening in 1984 komt het verzoek voor erkenning van de verzetsactiviteiten van vader Ten Haaf binnen.
Vader en moeder Ten Haaf
In de toelichting op de aanvraag schijft oud-onderduiker Van Wijk “Vader en Moeder ten Haaf, zo genoemd door de vele onderduikers waarvoor zij de zorg op zich hadden genomen naast hun eigen 11 kinderen. Niet alleen Vader ten Haaf, maar even zo groot was het daadwerkelijk meewerken in het verzet door Moeder ten Haaf, die naast de spanningen die het werk meebracht, dagelijks de zorg voor het eten had van haar gezin en meer dan twintig onderduikers voor de tijd van meer dan 2 jaar.”
Daarna somt hij de namen op van de onderduikers die hij zich weet te herinneren.
Getuigenverklaringen
Deel van de procedure is dat bij referenten navraag wordt gedaan van de opgegeven verzetsactiviteiten. Cees Stelwagen wordt door Van Wijk genoemd als iemand met wie de verzorging van de onderduikers samen zijn uitgevoerd. Van Stelwagen (eerst alleen verzorger, later ook onderduiker), Geert Molenaar en Wim Ploeg (beiden oud-onderduikers) zijn ook de adressen bekend. Zij drieën worden aangeschreven vanuit Den Haag, waar de commissie onderdak heeft gevonden bij het Ministerie van Defensie, voor hun reactie op de aanvraag.

(foto eigen collectie)
Cees Stelwagen uit Zuidlaren klimt als eerste in de pen en vermeldt hun samenwerking van 13 mei 1943 tot 13 april 1945 in de opvang van onderduikers. Hij onderschrijft de gegevens in de aanvraag van Van Wijk ten volle. Daarnaast verhaalt hij nog van de tijdelijke opvang van mensen naast de in de lijst voorkomende onderduikers, het grote gezin van de Ten Haafs en de medewerking van de artsen Speelman en Jonker in geval van ziekte bij de onderduikers.
Enkele dagen later arriveert vanuit Tiel de handgeschreven reactie van Wim Ploeg, met daarin “Wat de inlichtingen van de heer Van Wijk betreft, klopt dat allemaal.” Ploeg is op Dennenoord van mei 1943 tot half juni 1944, waarna hij zijn onderduik voortzet in Haulerwijk in Friesland. Van Stelwagen noemt hij het grote aandeel in de verzorging en het contact met de Ten Haafs. Hij sluit af met “Naar mijn mening hebben ze allebei wel een verzets[herdenkings]kruis verdiend.”
Assenaar Geert Molenaar verontschuldigt zich voor zijn late reactie in verband met afwezigheid door vakantie, maar licht het meest uitvoerig toe. Ook hij ondersteunt het verzoek voor het verzetsherdenkingskruis ten volle en schrijft over het verloop van de onderduik en over de onderduikersgroep vanaf zijn aankomst in februari 1943 tot de bevrijding. Hij noemt ds Hettinga als geestelijk verzorger en Speelman en Jonker als artsen en vervolgt met:
“De overige verzorging was in handen van “Vader” en “Moeder” ten Haaf.
Naar de omstandigheden kon deze verzorging niet beter!
Naast de zorg voor het eten, enz. voor het eigen gezin (11 kinderen) kwam deze zorg ook op hun schouders voor 20-30 onderduikers, resp. verzetsmensen.
Vader en Moeder ten Haaf hadden daarbij dan ook nog de spanningen, enz. die veroorzaakt werden door razzia’s enz. en soms spanningen, die werden veroorzaakt door de onderduikers.”
Daarna breekt hij een lans voor het ook toekennen van de onderscheiding aan mevrouw Ten Haaf, omdat uit alle beschrijvingen wel blijkt hoe groot ook haar aandeel is geweest.
De getuigen zijn eensluidend in hun waardering en lovende reactie en in Den Haag wordt de suggestie ter harte genomen ook Elsina ten-Haaf-Alons in aanmerking te brengen voor het verzetsherdenkingskruis. Voor beide Ten Haafs geldt dat zij voldoen aan de criteria van intensiteit, langere duur en levensgevaar van het verrichte verzet.

De namen van de Ten Haafs staan vermeld in het register van dragers verzetsherdenkingskruis. Daarin zijn ook enkele andere namen te vinden die in blogs over onderduiken op Dennenoord voorkomen. De onderduikers Harm Brandsma en Geert Molenaar ontvangen ook een verzetsherdenkingskruis. Dominee Hettinga leeft niet meer tijdens de toekenning van de verzetsherdenkingskruizen en het wordt hem daarom postuum toegekend.
Niet voor iedereen die aan de criteria voor toekenning voldoet is voor de onderscheiding aangemeld, waarvoor erg uiteenlopende redenen kunnen zijn. Het lijkt niet speculatief te veronderstellen dat ook bijvoorbeeld Cees Stellingwagen en Jans Diemer ook in aanmerking zouden zijn gekomen als zij aangemeld waren.
Voorzitter Van Lanschot van het Nationaal Comité Verzetsherdenkingskruis, kent op 27 november 1984 in Den Haag verzetsherdenkingskruizen toe aan wijlen Willem ten Haaf en aan Elsina ten Haaf-Alons in door hem ondertekende oorkondes. Daarmee wordt bijna veertig jaar na de oorlog erkenning en waardering gesymboliseerd voor hun belangeloze inzet met gevaar voor eigen leven in de jaren 1943-1945 door tientallen onderduikers onderdak en verzorging te bieden waardoor zij uit handen van de bezetters konden blijven.
Bronnen
Buma, TJ, Zuidlaren in oorlogstijd, 1940-1945, Leeuwarden (1992)
Heuvel, CC van den, ea, Gedenkboek verzetsherdenkingskruis, Alphen aan den Rijn (1985)
Ministerie van Defensie, Cluster Decoraties, Handboek Onderscheidingen, Utrecht (2014)
Reus-ten Haaf, Adriana M de, Twilight Ramblings, [2012], (niet gepubliceerd)
Schulten, CM, “Zeg mij aan wien ik toebehoor”, Het verzetskruis 1940-1945, Den Haag (1993)
Defensie-archieven, Rijswijk
Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, Delpher
Nationaal Archief, Den Haag
NIOD, Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocïdestudies, Amsterdam
Familiearchief Stassen-Ferkranus

met dochtertje Mineke (1945)
(collectie Stassen-Ferkranus)