De vrouwen van Geert Molenaar en Wim Ploeg bleken beiden een betrekkelijk groot aantal verhalen te kennen uit de oorlogstijd. Hun relatie met de onderduikers dateert in beide gevallen van na de oorlog. De (latere) echtgenotes vernemen de verhalen kort na de oorlog en uit de eerste hand als de herinneringen nog vers zijn. Hun informatie biedt daardoor meer overzicht, waar anderen doorgaans moeten volstaan met het weergeven van een enkel feit of voorval.
Molenaars gezondheid heeft ook flink onder de onderduik te lijden gehad, mede daardoor blijft het onderwerp noodgedwongen decennialang op de achtergrond spelen. Naast zijn bezoek aan feestelijke familiebijeenkomsten in de eerste naoorlogse jaren bij de Ten Haafs, gaat Geert nog enkele malen met zijn vrouw op bezoek in Dennenoord als hij daar in verband met zijn werk in de buurt is.
Ook door het vertrek van Ten Haaf naar Noord-Brabant in september 1949 nemen ontmoetingen met oud-onderduikers uit de regio Zuidlaren verder af. Enkelen houden briefcontact of hebben nog eens een ontmoeting in de jaren vijftig en eerste helft jaren zestig. De laatste contacten lijken te verwateren in de jaren zeventig, na het overlijden van Ten Haaf, die sinds 1966 met zijn vrouw in de Verenigde Staten woont.
Vader Ploeg is timmerman op Dennenoord en zoon Wim is schilder in Zuidlaren voor hij zich moet schuilhouden. De vrouw van Wim Ploeg zit in de oorlogsjaren met dochters-Ten Haaf op de meisjesvereniging van de Gereformeerde Kerk in Zuidlaren. Zodoende komt ze op Dennenoord, waar vader Kooistra als verpleger werkt. Zelf werkt zij daar later ook. Wonen in de omgeving en werken bij de psychiatrische inrichting maakt voortzetting van de contacten uit de oorlog gemakkelijker. Bovendien zetten de onderduikkameraden en schilders Wim Ploeg en Arend van Wijk (vanaf 1952 een van de schoonzonen-Ten Haaf) hun contacten voort.
Onderduikersverzorger én onderduiker
Onder de personen die de felicitatie- en bedankadvertentie ondertekenen neemt Cees Stelwagen een bijzondere plaats in. Stelwagen wordt geboren in 1912 en is werkzaam in de bakkerij van Dennenoord. Vanaf 13 mei 1943, zo’n drie maanden na de komst van de eerste onderduikers in het Wilhelmina-huis, assisteert hij de Ten Haafs in de verzorging van hen. Dit doet hij bijna twee jaar lang, tot de bevrijding op 13 april 1945. Aanvankelijk helpt de bakkerijmedewerker van Dennenoord de ouders Ten Haaf, met wie hij op zeer goede voet staat. Als de grond hem te heet onder de voeten wordt, wordt hij naast onderduikersverzorger zelf ook onderduiker.
Ook Stelwagen houdt contact met de Ten Haafs. Als zij vanaf 1953 aan de Loosduinseweg in Den Haag wonen logeert het gezin Stelwagen nog een keer bij hen.
Veel gezwegen
Uit informatie van hun familieleden blijkt een handvol oud-onderduikers meer dan in doorsnee herinneringen te delen. Veel onderduikers spreken sporadisch met hun familie over de oorlogsjaren en het ondergrondse verblijf. Er blijken sowieso nogal wat “weinig spraakzame” mannen in de onderduikersgroep te zitten. Met hun vrouwen lijken zij nog het meest te delen. Kinderen en anderen moeten het vaak doen met incidenteel een verhaal of een flard van een herinnering. Soms is het vertellen van ervaringen aan een kleinzoon kennelijk makkelijker dan aan eigen kinderen. Verschillende oud-onderduikers hebben bij een ziekenhuisopname of tegen het einde van hun leven herbelevingen, waarin soms aanleiding ligt tot het vertellen van een gevaarlijk voorval uit de oorlogstijd. Hoewel de heftigheid daarvan niet onderschat moet worden, lijkt een en ander zich niet of niet vaak tot een post-traumatisch stresssyndroom ontwikkeld te hebben.
De dochter van Jan Toorman weet zich te herinneren dat haar vader één keer uitgebreid over de onderduik vertelt en daarbij een tekening van de onderduikholen maakt, die zij omschrijft als “een soort gangenstelsel”. Ook van Rentje Kadijk, Piet Pieterson en Wietze Beukema zijn verwijzingen daarnaar bekend. Betty Hettinga schrijft in “Pastorie in weer en wind” over haar bezoek op de dag van de bevrijding aan de schuilplaats.
Sommige vaders delen informatie over hun verblijf op Dennenoord bewust niet, waarbij bescherming van kinderen en zelfbescherming soms door elkaar lijken te lopen. Ook de wens de moeilijke en nare oorlogstijd te vergeten en gericht zijn op gezin, werk en toekomst worden als motieven genoemd voor de geringe mededeelzaamheid.
De jongste onderduiker Ko de Vuyst is iemand die deze bijzondere periode in zijn tienerjaren vrij radicaal lijkt te hebben toegesloten. Bij zijn zoons zijn als bijzonderheden slechts bekend dat vader handgranaten voor het verzet gemonteerd heeft en dat hij bij een bezoek aan de instellingskeuken om eten te halen onverwacht Duitsers treft, waarna hij overhaast vertrekt.
Angst en geloof
Piet Pieterson is één van de drie zonen uit het gereformeerde gezin die verdwijnt omdat hij in de risico-leeftijd zit en niet voor tewerkstelling naar Duitsland wil. Vader Pieterson suggereert onder te duiken en voegt er aan toe vooral niet te vertellen waar ze heen willen gaan. Piet vertrekt op de fiets van Hilversum naar Groningen waar de grootouders Pieterson wonen. Een tocht van ruim 150 kilometer. Opa werkt bij het kadaster en is kerkelijk zeer actief. Vermoed wordt dat via zijn kerkelijke contacten kleinzoon Piet tot het einde van de oorlog veilig is op Dennenoord. Dat sluit angstige ogenblikken niet uit. Tijdens werkzaamheden in de centrale keuken wordt eens alarm geslagen en vlucht hij naar het onderduikershol. ’s Nachts wordt er wel eens een wandeling in het nabij gelegen bosperceel gemaakt. Maar niet bij volle maan, om het risico gezien te worden te vermijden. Tegen het einde van zijn leven deelde hij ook enkele verhalen met zijn kleinzoon, die hem in het ziekenhuis bezoekt. Centraal daarin zijn het werk in de keuken, de angst om ontdekt te worden en het geloof dat hem door zijn onderduiktijd helpt.
Gedeelde herinneringen
In wat verteld wordt door voormalige onderduikers is een aantal gemeenschappelijke elementen te ontdekken over wat wèl, en wat juist níet wordt gedeeld.
Als het gaat over de locatie is de naam Dennenoord heel weinig bekend. Bij sommigen gaat het vooral over een psychiatrische instelling, al dan niet in combinatie met een vage verwijzing naar Zuidlaren.
Dat de schuilplaats ondergronds was weten sommigen; een enkeling hoort ook iets van verblijf onder een wasserij. Daarbij worden soms de inscripties in de balken genoemd, aangebracht uit verveling. Van de korte periode van verblijf onder de bakkerij is bijna niemand op de hoogte. Dat het Wilhelmina-huis door de beperkte luchttoevoer nogal eens bedompt is, is nog weleens verteld. Het duidelijkste voorbeeld van de soms benauwde ruimte is dat een aangestoken lucifer soms dooft door gebrek aan zuurstof.
Voedsel en bezigheden (of tijdverdrijf) lijken een belangrijke rol te spelen. Er zijn dan ook betrekkelijk veel flarden van verhalen waarin de instellingskeuken van Dennenoord voor komt. Om eten op te halen of waar hand- en spandiensten worden verricht.
Het meest opvallend in dit kader is de (zeer) geringe bekendheid van de naam Ten Haaf of specifieke verhalen over en herinneringen aan de onderduikouders. Mogelijk waren de directe contacten van hen met de vele onderduikers beperkt en deden zij hun werk “in stilte” en op de achtergrond. Het lijkt dat de naam Ten Haaf nog het meest bekend is bij familieleden van een deel van de kleine groep mannen die tot de bevrijding aanwezig is.
Slecht vermomd
Rentje Kadijk moet naar Duitsland en duikt met een vriend onder op een boerderij en wordt na verloop van tijd gearresteerd. Ontkomen aan tewerkstelling in een munitiefabriek werkt hij op een houtzagerij in Hannover, vanwaar hij met verlof naar huis mag, onder andere voor kleren. Zijn kleding en andere bezittingen is hij door een bombardement kwijtgeraakt. Hij keert na het bezoek thuis niet terug naar
Duitsland, maar duikt onder bij Ten Haaf, de broer van een aangetrouwde tante.
Na een periode van verblijf, hoofdzakelijk onder de wasserij, met veel beperkingen, vertrekt hij naar een nieuw onderduikadres. De tocht daar naartoe is niet zonder gevaar. Daarom vertrekt Rentje op een damesfiets en vermomd als verpleegster, compleet met wit schort, een verpleegsterskapje op zijn hoofd en zwarte kousen. Hij wordt door verpleger Piet Beukema naar zijn nieuwe locatie bij een oom en tante in Veendam begeleid. De vermomming blijkt geen succes. Nog maar net op weg komen ze jongens tegen die hardop en zonder aarzelen vaststellen: “dat is geen vrouw maar een kerel!”. De schrik zit er goed in bij Rentje en zijn begeleider. Ze komen veilig aan bij een oom en tante in Veendam, zijn volgende onderduikgevers. Piet vertelt later dat hij zich op de terugreis heel wat rustiger voelde.
Rentje heeft na zijn tweede adres in Veendam nog drie duikadressen, voor hij zich thuis in Leens verbergt tot de bevrijding.
Leo
Enigszins bekend (soms slechts “iets met een hond en een luik”) blijkt de rol van Leo in het bewaken van het onderduikershol. Al was zijn naam en ras dan weer zelden bekend. Er wordt gesproken over Duitse herder en bouvier, maar Leo was een collie. Collies worden als slim gezien en zijn middelgroot tot groot. Leo was de hond van zoon Jan en maakte deel uit van het gezinsleven, al was zijn verblijf buiten bij en in de schuur.
In het bijschrift van een foto van het Wilhelminahuis in Oostermoer-Noordenveld van 19 mei 1945 wordt geschreven: “Deze schuilplaats was toegankelijk door een luik in de bodem van een schuurtje, waarop een hond steeds op wacht lag. (…) Kwam iemand in de nabijheid dan sloeg de hond aan en waarschuwde de ondergedokenen. Wilden zij er uit, dan behoefden zij maar aan de onderkant van het luik te kloppen en het dier verliet zijn ligplaats, om zodoende de uitgang vrij te geven.”
Bronnen
Reus-ten Haaf, Adriana M de, Twilight Ramblings, [2012], (niet gepubliceerd)
Schuurmans, Rense, Groeten uit Dennenoord, 2009
Woude-Hettinga, Betty van der, Een pastorie in weer en wind, [2008]
Interviews met onderduikersvrouwen L. Molenaar-Reiling op 8 augustus 2017 en 16 maart 2018 en B. Ploeg-Kooistra op 27 maart 2018
Interviews met (klein-)kinderen en andere familieleden van voormalige onderduikers
Familiearchief JW Beukema
Familiearchief PA Beukema
Familiearchief Kadijk
Familiearchief Molenaar
Familiearchief Stelwagen
Lentis Erfgoed, Zuidlaren
Oostermoer-Noordenveld, Zuidlaren
The Pella Chronicle, Iowa, USA
Met hartelijke dank aan alle geïnterviewden, en in het bijzonder de dames Molenaar-Reiling en Ploeg-Kooistra, voor hun informatie en medewerking