Wie zijn die 37 personen in de felicitatie- en bedankadvertentie, hoe oud zijn ze, waar komen ze vandaan, waarom en hoelang duiken ze onder? Stuk voor stuk intrigerende vragen, waarop een uitgebreide zoektocht volgde, aansluitend aan de ontvangst van de bewuste advertentie per mail vanuit de VS in februari 2017. Gesprekken met twee vrouwen, (klein-)kinderen en andere familieleden van onderduikers leverden tal van stukken en stukjes informatie op. Het was sporadisch een zo goed als compleet verhaal. Toch valt er na met meer dan de helft van nabestaanden van (voor zover bekend alle overleden) onderduikers gesproken te hebben een beeld te vormen van de onderduikersgroep. Meer dan twee jaar vormden zij onder de toegewijde zorg van met name vader en moeder Ten Haaf en hun oudere kinderen een zeer bijzondere woon- en leefgemeenschap. Daarbij stonden behoedzaamheid en veiligheid centraal. Een overzicht en opmerkelijke feiten, na een zoektocht, inventarisatie en analyse.

(bron NIOD, foto eigen collectie)
In 1976 stelt Geert Molenaar een lijst op met namen van mede-onderduikers die hij zich weet te herinneren. Hij is een van de vier eerste onderduikers en blijft tot de bevrijding. Hetzelfde doet Arend van Wijk in 1984, kennelijk net als Molenaar zonder te beschikken over de advertentie met namen uit mei 1945. Van Wijk is onderduiker op Dennenoord van juni 1943 tot maart 1945. Hij trouwt in 1952 met Pie ten Haaf, de één na oudste dochter-Ten Haaf. Beide oud-onderduikers reproduceren nog de namen van zo’n vijftien personen die ook in de advertentie voorkomen. Sommige namen kunnen ze zich beiden herinneren, andere worden door één van beiden genoemd. Daarmee komen ze samen op een totaal van 21 van de 37 personen uit de advertentie.
Leeftijden
Van veruit de meeste onderduikers kon door onderzoek de geboortedatum achterhaald worden.
De oudste onderduiker was Lodewijk Alons uit Nieuw Weerdinge, broer van Elsina ten Haaf-Alons. Hij werd geboren in 1902 en was bij de bevrijding 43 jaar.
Co de Vuyst was 17 jaar toen de geallieerden Zuidlaren bevrijdden, en daarmee de jongste van de groep. Hij woonde in Rotterdam en had in 1940 als 12-jarige het bombardement daar meegemaakt.
Meer dan de helft van de ondertekenaars van de advertentie is geboren tussen 1921 en 1927, en was in 1945 rond de twintig jaar. Allemaal ondergedoken om aan (verdere) tewerkstelling in Duitsland te ontkomen. Daarnaast was de groep dertigers goed vertegenwoordigd. Sigarenmaker Van Ast* was begin veertig en werd na de oorlog herinnerd door de jonge onderduikers als “een man van middelbare leeftijd”.
Woonplaatsen
Omstreeks een derde van de onderduikers woonde voor aankomst in de gemeente Zuidlaren, vanwie enkelen op Dennenoord. Een groter aantal woonde in de regio met een reisafstand oplopend tot enkele tientallen kilometers.
Pieterson uit Hilversum, Vermeij uit Amsterdam en De Vuyst uit Rotterdam waren letterlijk het verst van huis met afstanden van ruim 150 tot circa 250 kilometer.
Folkerts uit Enschede is een verhaal apart; daarover in een volgende blog.
Redenen van onderduiken
De eerste vier bewoners van het Wilhelmina-huis arriveerden daar omdat zij de leeftijd hadden om naar Duitsland gestuurd te worden om mee te werken in de oorlogsindustrie. Bovendien stonden zij in hun schoolomgeving, met daarin een fanatieke NSB-zoon, als Duits-vijandig bekend. Ook vele anderen vluchtten in verband met een (spoedig te verwachten) oproep voor tewerkstelling in Duitsland. Jan van de Broek en Rentje Kadijk kregen verlof tijdens hun gedwongen arbeid in Duitsland voor een bezoek aan thuis en doken aansluitend onder. De 41-jarige Teun Vermeij deed hetzelfde na zijn tewerkstelling bij Arthur Rintelmann van eind februari tot en met juli 1943 in Hannover.
De dertigers en begin veertigers vormden de meest gevarieerde groep qua motieven voor de onderduik. Naast de weigeraars van tewerkstelling behoorden tot deze groep de stakende spoorwegmannen Heiner en Kapma. Van Asselt en Bergervoet waren ondergedoken Zuidlaarder marechaussees.

(bron Stadsarchief Amsterdam)
Namen en bijnamen
Niet allen waren bij hun echte naam bekend of werden met hun eigen naam aangesproken. Uit veiligheidsoverwegingen, om praktische redenen of als typering kregen sommigen een andere naam of een bijnaam.
Jan Toorman had Bas als “duiknaam”. Geert Molenaar leefde onder de naam Frits Meijer. Arend van Wijk werd met “kleine Jan” aangeduid. Jan Beukema werd voortaan met zijn tweede doopnaam Wietze aangesproken. Henk Kuipers werd, vermoedelijk vawege zijn stevige postuur, “(dikke) Beer” genoemd. Jan van de Broek had voor tewerkstelling in Duitsland gezeten. Het leverde hem de bijnaam Jan van Kassel op, de plaats waar hij zijn dwangarbeid had verricht.
Van Dam en Nijdam zijn hoogst waarschijnlijk schuilnamen; niets over deze personen bleek te achterhalen. Wie er achter de naam Folkerts schuil ging is daarentegen wel bekend.
De weg naar de Ten Haafs
Van de onderduikers die in Zuidlaren of zelfs op Dennenoord woonden ligt het voor de hand dat zij via hun eigen contacten of netwerk bij de familie Ten Haaf terecht zijn gekomen. Van een flink aantal anderen is niet bekend of te achterhalen via welke connectie of bemiddeling zij daar onderdak vonden.
Drie van de eerste onderduikers waren (school-)vrienden van de vierde onderduiker, zoon Jan ten Haaf. Harm Brandsma was ook een schoolgenoot. Lodewijk Alons was een broer van moeder Ten Haaf, en een aangetrouwde tante van Rentje Kadijk was een zus van vader Ten Haaf. Piet Beukema werkte als verpleger op Dennenoord. Zijn vriend Cees Stelwagen, die daar als bakker werkzaam was, regelde voor Piets jongere broer Jan onderdak bij Ten Haaf.
Slager Teun Vermeij uit Amsterdam had tot 1917 in Hoogezand gewoond en vond waarschijnlijk via familie in die omgeving zijn weg naar Ten Haaf en Dennenoord.
Piet Pietersons grootvader woonde in Groningen. Vermoed wordt dat via familiecontacten kleinzoon Piet tot het einde van de oorlog veilig was op Dennenoord.
Start en duur onderduik
Van enkelen is tot op de dag nauwkeurig bekend wanneer zij arriveerden bij de familie Ten Haaf voor hun onderduik. Het begint met de vier eerste bewoners, die op 10 februari 1943 aankomen. Vanaf mei 1943 neemt het aantal onderduikers geleidelijk toe. Pieterson, Ploeg en Van Wijk zijn vanaf deze tijd bij Ten Haaf. Op 3 augustus 1943, na de begrafenis van zijn moeder, rijdt Jan Wietze Beukema met Cees Stelwagen mee naar Dennenoord. De spoorwegstakers zijn zo goed als zeker in september 1944 op Denenoord aangekomen.
Harm Brandsma en Reint Toorman zijn voorbeelden van mannen die betrekkelijk kort bij de Ten Haafs een schuilplaats vonden.
Voor sommigen was het hun eerste en enige onderduikadres. Anderen hadden zich al ergens anders schuilgehouden en/ of verwisselden Dennenoord later voor een ander onderduiklocatie. Rentje Kadijk was zo iemand die eerder en later ook een onderduikplaats had. Grote uitstroom van onderduikers had plaats in het najaar van 1944, waarna minder dan de helft van de mannen overbleef. Henk Kuipers ging in het najaar naar een boerderij in de buurt van Hooghalen. Jan Heiner dook onder in Leeuwarden. Arend van Wijk vond in het voorjaar van 1945 op steenworp afstand van het Wilhelmina-huis onderdak bij de familie Ovinge. Van vele andere vertrekkers is niet bekend waar zij de rest van de oorlog doorbrachten.

Vlnr zittend: Wout ten Haaf, WM ten Haaf, Cees Stelwagen
staand: Wietze Beukema, Piet Pieterson, onbekend, onbekend,
Jan Toorman, Geert Molenaar (foto eigen collectie)
Aantal onderduikers
Het begon in het vroege voorjaar van 1943 met vier onderduikers in het Wilhelmina-huis en eindigde in april 1945 met zo’n 14 mannen. In de tussenliggende tijd liep het aantal op, vooral door de toenemende druk op (jonge) mannen die opgeroepen werden om in Duitsland te gaan werken. En het aantal nam af door de in etappes grotere presentie van Duitsers op het terrein van Dennenoord en de (eerst gedeeltelijke) ontruiming van de psychiatrische inrichting. Naast het veiligheidaspect speelde het stijgende grondwater in het najaar van 1944 in het ondergrondse Wilhelmina-huis een belangrijke rol bij vertrek van onderduikers. Verplaatsingen naar andere locaties op het terrein van de inrichting, als onder de wasserij en de bakkerij bleken geen duurzame oplossingen.
Opmerkelijk is dat Molenaar en Van Wijk (op één of twee begrijpelijke uitzonderingen na, waarover in een volgende blog meer) beiden geen namen weten te noemen die niet ook in de advertentie zijn genoemd. De in mei 1945 opgestelde lijst voor de advertentie moet dan wel behoorlijk volledig zijn geweest, voorzover de namen tenminste bekend waren.
Behalve aan het slot van de advertentie laten ook Molenaar in 1976 en Stelwagen in een brief in 1984 weten dat er ook mannen waren aan wie tijdelijk onderdak werd verschaft. Ds Hettinga had het daar in 1946 ook al over in zijn vervolgserie over de oorlog in Nederland in de Amerikaanse krant The Pella Chronicle. Soms was er acute noodzaak om uit beeld te verdwijnen, moest nog gezocht worden naar een permanente onderduikbestemming, of moesten verzetsmensen weer op adem komen voordat ze hun ondergrondse werk konden voortzetten.
Het is speculeren om tot een schatting van een aantal te komen van de “zeer velen, waarvan de namen niet genoemd kunnen worden”, waarover in de laatste zin van de advertentie wordt gesproken. Dit gaat om personen vanwie de namen niet bekend zijn geweest en vermoedelijk ook niet in de naoorlogse jaren alsnog bekend zijn geworden.
* Indien bekend, is de juiste voor-, achternaam en woonplaats aangehouden als die afwijkt van de weergave in de advertentie
advertentie | gecorrigeerd |
---|---|
J. van Ass | M.A. van Ast |
G. Bergevoet | G.H. Bergervoet |
Harm Brandsma Musselkanaal |
Stadskanaal |
Jan Verkranus | Jan Ferkranus |
J. Folkerts Enschede |
Jochem Hettinga Hasselt |
J. Heiner Zwolle |
Zwollerkerspel |
Bé van ’t Hoorn | Van of ten Hoorn Alteveer |
Reint Kadijk | Rentje Kadijk |
Wicher Rumpt | Wiecher Rumpt |
Teun Vermei | Teun Vermeij |
Bronnen
Buma, TJ, Zuidlaren in oorlogstijd, 1940-1945, Leeuwarden, 1992
Reus-ten Haaf, Adriana M de, Twilight Ramblings, [2012], (niet gepubliceerd)
Schuurmans, Rense, Groeten uit Dennenoord, 2009
Woude-Hettinga, Betty van der, Een pastorie in weer en wind, [2008]
Interviews met onderduikersvouwen L. Molenaar-Reiling op 8 augustus 2017 en 16 maart 2018 en B. Ploeg-Kooistra op 27 maart 2018
Interviews met (klein-)kinderen en andere familieleden van voormalige onderduikers
Collectie Overijssel (voorheen HCO), Zwolle
Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, Delpher
Lentis Erfgoed, Zuidlaren
Ministerie van Defensie, SIB, Rijswijk
Nationaal Archief, Den Haag
NIOD, Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocïdestudies, Amsterdam
Stadsarchief Amsterdam
Familiearchief JW Beukema
Familiearchief PA Beukema
Familiearchief Molenaar
Familiearchief Stoffels-ten Haaf
Oostermoer-Noordenveld, Zuidlaren
The Pella Chronicle, Iowa, USA
ondergedokeninfryslan.nl
Met hartelijke dank aan alle geinterviewden, en in het bijzonder de dames Molenaar-Reiling en Ploeg-Kooistra, voor hun informatie en medewerking

medio 1945 (foto eigen collectie)