Op woensdagmiddag 30 september 1942 wordt Richard Voïtus van Hamme door twee rechercheurs opgehaald bij het Huis van Bewaring II aan de Havenstraat in Amsterdam. In opdracht van de Feldgendarmerie in Den Haag wordt hij overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen, dat op de hoek van de Van Alkemadelaan en de Pompstationsweg ligt. Daar wordt hij onder nummer 8696 ingeschreven in het gevangenisregister, waarbij als opdrachtgever “Generalstaatsanwalt” (te vergelijken met procureur-generaal) vermeld wordt.
Na de inschrijving in het gevangenisregister, afgifte en registratie van zijn persoonlijke bezittingen wordt hij naar cel 564 gebracht. Zijn cel ligt links aan het eind van de ca 80 meter lange gang D. Het is de middelste van de zeven gangen van het cellenblok, met aan weerszijden 43 cellen. Van Hamme treft in de cel van ongeveer 3,5 meter lang, twee meter breed en drie meter hoog geen medegevangenen.
Van Hamme weet dat hij naar de cellenbarak in Scheveningen is gebracht om berecht te worden in Den Haag. In het Huis van Bewaring in Amsterdam is zijn advocaat al enkele malen bij hem op bezoek geweest. Dat verliep niet altijd naar wens: zijn advocaat had weinig tijd en er was een bewaker die ondanks protest bij het gesprek bleef zitten. De advocaat zou zich in Den Haag over de bewaker beklagen. Ook met zijn vrouw heeft Van Hamme gesproken over een rechtszaak die waarschijnlijk volgt. Zij zorgt dat de daarvoor gewenste nette kleding hem nog in Amsterdam bereikt. Op dringend advies van zijn advocaat schrijft Van Hamme toch maar een brief voor hulp aan een Duitse pastoor en vraagt aan zijn vrouw in aansluiting daarop telefonisch contact met de pastoor op te nemen.
“En nu nog iets anders. Als alles in het ergste geval mocht misloopen (…)” neemt hij als aanloop om zijn vrouw te schrijven bij welke maatschappijen de levensverzekeringen op zijn naam lopen en voor welke bedragen.
Er is een advocaat in de arm genomen, er worden contacten gelegd en de mogelijke consequenties worden besproken. Toch lijkt de stemming positief en optimistisch met veel aandacht voor praktische zaken en eten. Dat eten blijkt in deze tijd nog royaal voor handen, zowel wat in het Huis van Bewaring wordt uitgedeeld als de bescheiden luxe die Elisabeth van Hamme bezorgt.
Bij de SD aan de Euterpestraat in Amsterdam is eind augustus, begin september enige vaart gemaakt met het onderzoek naar aanleiding van de processen-verbaal van de Nederlandse politie. Het “Deutscher Generalstaatsanwalt in den besetzten niederländischen Gebieten” wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek van de SD. Met een brief van 21 september wordt aan het ook in Den Haag gevestigde Duitse “Obergericht als Sondergericht” in een compact document van twee pagina’s de aanklacht tegen Van Hamme uiteengezet. Daarbij wordt als eerste genoemd het in bezit hebben van twee vuurwapens met munitie, waarvoor de Amsterdamse rechercheurs Edens en Ros getuigen zijn. Bovendien zijn de anti-nationaalsocialistische documenten die gevonden zijn in de aanklacht opgenomen en het geven van onderdak aan de Joodse Bernard Davids.
Duitse rechtspraak
Het Sondergericht is voor zware zaken, met op de zitting drie rechters. Vooraf wordt een dossier samengesteld en tijdens de openbare zitting formuleert de Staatsanwalt de strafeis. De zitting is openbaar en zijn een advocaat en een tolk aanwezig. De verdachte krijgt het laatste woord.
Het verloop van een strafzaak is met de komst van de Duitsers ingrijpend veranderd. Met de aanklacht en het zaaksdossier ligt de straf al vast. De rechtszitting is nauwelijks meer dan voor de vorm.
De zitting voor Richard van Hamme staat op de rol voor vrijdag 2 oktober vanaf 11.00 uur en zal plaatsvinden in het gebouw van de Hoge Raad aan het Plein in Den Haag. Omdat bij Van Hamme vuurwapens zijn gevonden wordt het als een risicovolle rechtszaak gezien. Dat wordt onderstreept door twee brieven die het Obergericht in de week van de zitting verstuurt. De eerste is gericht aan het hoofdbureau van politie in Den Haag. Daarin wordt opdracht gegeven voor vervoer Van Hamme op komende vrijdag van en naar Scheveningen, met de toevoeging dat de grootste voorzichtigheid geboden is bij het transport. In de andere brief wordt gevraagd om twee man van de Duitse Ordnungspolizei beschikbaar te stellen voor bewaking tijdens deze belangrijke zitting. Van Hamme heeft bij de verhoren ontkend op enigerlei wijze met een verzetsorganisatie in contact te staan, maar er worden geen risico’s genomen.
Zitting
Bij zijn komst aan het Plein treft Van Hamme Randermann als voorzitter, en Schulze en Kösters als andere leden van het Obergericht. Aanklager is Kolblitz
Als advocaat is de 35-jarige mr Martien Johan Broekhuijsen uit Den Haag aanwezig. Zijn ouders wonen om de hoek bij de Van Hamme’s, waar hijzelf ook lange tijd woonde.
Bij de zitting wordt aangehaald dat wapenbezit uitdrukkelijk verboden is en dat Van Hamme daarmee ook bekend is. Hij verdedigt zich door te stellen dat hij de wapens slechts uit liefhebberij heeft en ze na de koop meteen in de muursafe heeft gelegd. Dat het een hobby is onderbouwt hij door te vertellen dat hij sinds 1927 zo’n zes á zeven wapens heeft gehad. Hij zegt in het begin van de oorlog zijn laatste wapen, een Flobert pistool, in het water te hebben gegooid.
Hij ontkent “zeer Duits vijandig” te zijn, zoals in de aanklacht is vermeld en dat vooral gebaseerd is op de in zijn huis aanwezig anti-nationaalsocialistische geschriften. Hij betoogt juist vriendschappelijke contacten met Duitse militairen en Duitse politiebeambten te hebben onderhouden, die ’s avonds wel bij hem thuis op visite kwamen en als klanten een bevoorrechte positie hadden. Enkele brieven van Duitsers, met privé-foto’s van hen uit Duitsland zijn in de voorafgaande weken overlegd, aan het dossier toegevoegd en moeten de beschuldiging tegenspreken.
Ook de aanwezigheid van Bernard David en zijn valse persoonsbewijs komen aan de orde. De omstreeks acht gevonden documenten worden stuk voor stuk langs gelopen. Bijna overal heeft Van Hamme een verklaring voor en een weerwoord op. Het nummer van het illegale Vrij Nederland heeft hij op de dag van zijn arrestatie ’s morgens in de brievenbus gevonden. De belastende foto’s zijn afdrukken van negatieven van onbekende klanten, de bladwijzer in rood, wit en blauw met de letters OZO (Oranje Zal Overwinnen) heeft hij voor een gulden van iemand aan de deur gekocht etc.
Vonnis
De zitting wordt geschorst en na terugkomst van de rechters spreekt rechtbankvoorzitter dr Randermann het vonnis uit: de doodstraf, verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen en betaling van de griffiekosten. Het verslag en het vonnis wordt kennelijk later op papier gezet, want die zijn gedateerd op de volgende dag, zaterdag 3 oktober.
De veroordeling moet hard zijn aangekomen, ook al was vooraf wel eens gesproken over het somberste scenario. Tegen het vonnis staat nog beroep open en daarop vestigen Van Hamme en zijn vrouw nu alle hoop.
Terug in de gevangenis in Scheveningen wacht hem zijn lege cel, waar hij medio oktober twee lotgenoten krijgt: Martinus van der Wal en Wilhelmus Koning, mannen van begin veertig.
Gratieverzoek
Advocaat Broekhuijsen doet intussen wat hij kan en dient een gratieverzoek in. Huisarts Rijnja van de Amstelkade in Amsterdam schrijft ter ondersteuning een briefje waarin hij verklaart dat Van Hamme vriendschappelijk omging met Duitsers en niet Duits-vijandig was. Hij wil dat desgewenst mondeling bevestigen. Verder dient de advocaat een aanvraag in voor Elisabeth om haar man wekelijks te mogen bezoeken. Een week na het vonnis komt bij hem ook de rekening voor de te betalen griffiekosten van de rechtszaak binnen voor een bedrag van f 38,25.
Het is 16 oktober als Elisabeth toestemming krijgt om haar man wekelijks op dinsdag onder toezicht te bezoeken, zo lang er nog geen beslissing is over het gratieverzoek. Op 20 oktober reist ze naar Den Haag voor het eerste bezoek van vijftien minuten. Hoewel er volgens de strikte bezoekvoorschriften niets overhandigd mag worden, krijgt ze toch toestemming etenswaren aan haar man te geven. Ze zijn erg blij elkaar te zien en zijn vol goede moed dat de doodstraf wordt gewijzigd in gevangenisstraf.
In de maanden voor de arrestatie zijn de Van Hamme’s bezig geweest met de aankoop van een eigen woning in de buurt van de Scheldestraat in Amsterdam. Elisabeth wil de onderhandelingen stopzetten, maar Richard raadt haar aan de activiteiten voor de koop van het huis door te zetten met het oog op de toekomst.
Ook op de dinsdagen 27 oktober en 3 november hebben Richard en zijn vrouw een korte ontmoeting.
Op woensdagmorgen 4 november worden de gevangenen zoals iedere morgen om half zeven gewekt vanaf de gang. Maar van cel 564 gaat de deur open en Richard van Hamme wordt gemaand zich snel aan te kleden en mee te komen. Hevig geschrokken gaat hij met de bewaker mee naar de wacht in het voorste gedeelte van het gevangeniscomplex, waar ook de verhoorkamers en kantoorruimtes zijn.
Bronnen
Benda-Beckman, B von, Het Oranjehotel. Een Duitse gevangenis in Scheveningen (2019)
Weber, EP, Gedenkboek van het Oranjehotel (3e herziene druk 2016)
Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, Delpher
Nationaal Archief, Den Haag
NIOD, Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocïdestudies, Amsterdam
Oranjehotel, Den Haag
Stadsarchief Amsterdam
Verzetsmuseum, Amsterdam
Oorlogsbronnen.nl
Homepage: Algemeen Handelsblad 5 oktober 1942 (via Delpher)