Jan ten Haaf, de een na oudste zoon van de familie Ten Haaf, begint in 1941 op de Christelijke HBS aan de Stationslaan in Stadskanaal. Een kilometer of 25 fietsen vanaf Dennenoord.
Als jaargenoten treft hij onder anderen Jans Diemer uit Borger, die ook later is ingestroomd, en Geert Molenaar uit Stadskanaal en Jan Toorman uit Nieuwe Pekela, die beiden meteen na de lagere school naar de HBS zijn gegaan.
Het is al ruim een jaar oorlog en er is geen onduidelijkheid aan welke kant deze jongens staan. Dat weet gymnastiekleraar Hoving, die hen aanspoort bij te dragen in het verzet, maar ook een medeleerling van NSB-huize.
Ontsnapt
Vanaf 1942 worden jongemannen opgeroepen voor tewerkstelling in Duitsland.
Ook de Christelijke HBS krijgt na verloop van tijd “bezoek” van de landwacht om te zien of er in de hoogste klas jongens zitten die daarvoor in aanmerking komen. De eerste keer loopt het met een sisser af. Maar waarschijnlijk is het de fanatieke NSB-zoon die de namen van de vier jongens vanwege hun anti-Duitse opstelling doorgeeft aan het Kringhuis van de NSB in Stadskanaal. Op woensdag 10 februari 1943 volgt een nieuwe poging om jongens op school aan te houden. De schoolleiding is zeer alert. De leerlingen worden tijdig gewaarschuwd en de landwachters worden bij de ingang een tijdje aan de praat gehouden. Intussen zien de jongens in de gevaarlijke leeftijdsgroep kans om door een raam, over het platte dak van het gymnastieklokaal de school te verlaten. Ze vluchten naar de achter de school gelegen woonwijk met parkje.
Het is duidelijk dat ze niet terug naar school kunnen en besluiten onder te duiken.
Samen met Jan ten Haaf fietsen ze naar Zuidlaren, waar ze in het hol onder de schuur bij het huis van de familie Ten Haaf kunnen verblijven: het Wilhelmina-huis.
Dat daar een kant-en-klare onderduiklocatie is heeft waarschijnlijk te maken met de eerdere ervaringen van de Ten Haafs met een drietal Joodse kinderen die begin augustus 1942 onderdak bij hen kregen. Ze moesten noodgedwongen op de logeerkamer op de eerste etage van het woonhuis en in de bedrijfsgarage op Dennenoord verblijven. Dat was vermoedelijk een van de redenen waarom de Zuidlaarder kinderen het onderduiken niet volhielden en na een dag of tien op eigen initiatief teruggingen naar hun ouders in het dorp.
De vier jongemannen komen in een hol dat 1,65 m breed, 4,50 m lang en slechts 1,20 m hoog is. Ze zitten door de geringe hoogte op de grond of op een vlondertje. In de begintijd houden ze zich onder andere bezig met het stencilen van illegale bladen en wachten ze wat ongeduldig op door hun oud-leraar Hoving aangekondigde zend- en ontvangapparatuur.
Diemer en Brandsma
Na betrekkelijk korte tijd verlaat Jans Diemer het onderduikadres. Hij gaat weer thuis wonen en raakt intussen betrokken bij zwaar verzetswerk. In de zomer van 1943 gaat hij opzoek naar een onderduikadres in Gasselternijveen. Begin augustus wordt hij in de val gelokt en in september samen met negen anderen ter dood veroordeeld. Op 20 september worden zij gefusilleerd in het Witterveld bij Assen.
Harm Brandsma uit Stadskanaal, een jaargenoot van de onderduikers, is actief in dezelfde verzetsgroep als Jans Diemer. Hij is de enige van de groep die aan arrestatie weet te ontkomen.
Nadat Brandsma in mei 1943 op het Scholtenhuis in Groningen is geweest, waarschijnlijk om te informeren naar verzetsvrienden, wordt de grond hem te heet onder de voeten en vlucht hij naar het Groninger Diaconessen-ziekenhuis. Daar werkt een nicht die hij vertrouwt en hij wordt, zogenaamd als patiënt, met een ambulance naar Dennenoord gebracht. Korte tijd is hij mede-onderduiker bij zijn oud-klasgenoten voor hij naar Friesland vertrekt om zijn verzetswerk voort te zetten in een omgeving waar hij veiliger is.
Geestelijk verzorger
Een vaste bezoeker in de schuilplaats is dominee Hettinga. Hij is eind 1942 opgenomen op Dennenoord, nadat hij in het huis van bewaring in Groningen met succes doet voorkomen dat hij psychisch gestoord is. Hettinga is een bekende van de familie Ten Haaf. Hij vervult de rol van geestelijk verzorger voor de onderduikers; geeft hen catechisatie, vormt een bijbelstudiegroep en preekt op zondag.
Meer onderduikers
Incidenteel worden de jongens ingezet voor hand-en-spandiensten voor het verzet, waarvoor ze -niet zonder risico- bijvoorbeeld naar Nieuwe Pekela of Wildervank reizen. Dat biedt Molenaar en Toorman tijdens de reis de gelegenheid om nog even thuis langs te gaan om kort hun familie te zien.
Dichterbij gaan ze wel eens naar een boer in de omgeving om eten te halen.
In de loop van 1943 neemt het aantal onderduikers bij Ten Haaf geleidelijk toe, hoofdzakelijk met anderen die weigeren naar Duitland te gaan. Ook vinden enkele Joden er onderdak, die zelfs bij hun collega-onderduikers alleen met een schuilnaam bekend zijn. De meeste onderduikers lijken via hun eigen netwerk en via-via hun schuilplaats daar te vinden.
Uitbreiding
De onderduikruimte wordt te klein voor het stijgend aantal bewoners en wordt in twee etappes uitgebreid. De eerste uitbreiding met een ruimte die parallel aan het oorspronkelijke hol ligt en heeft een vergelijkbare omvang. Het andere nieuwe hol ligt meer naar de linkerzijkant van de tuin, richting de smederij. Dat is wat groter, en daarin kunnen ze wel rechtop staan.
Er is één ingang, onder het luik waarop herdershond Leo zijn vaste plaats heeft. Door een tunnel, gevormd door vaten waar de bodems en deksels van verwijderd zijn, zijn de holen met elkaar verbonden.
Comfortabel zijn de onderkomens niet. Rechtop staan kan maar in een van de drie ruimtes en de ventilatie is beperkt, waardoor die veelal bedompt zijn. Vaak is het plafond nat van condens. Bovendien is het grondwater soms zo hoog dat er water op de vloer staat, wat ook al niet bijdraagt aan het klimaat.
Met veel personen die elkaar niet uitgezocht hebben en langdurig op een klein oppervlak leven, valt beslist niet mee. Soms zijn er onderlinge spanningen en ruzies.
Daarnaast is er de druk van buitenaf. Zorgen ongezien te blijven en onopvallende verplaatsingen op het terrein. De grootste gevaren en spanning bestaan bij zoektochten van de Grüne Polizei op Dennenoord. Daarbij worden de schuilplaatsen niet ontdekt.
Onverwachte ontmoeting
Geert Molenaar heeft ernstige problemen met zijn gezondheid. De Dennenoord-dokters Speelman en Jonkers fungeren voor hem –en zo nodig voor anderen– als huisarts. Molenaar wordt zelfs enige tijd opgenomen op een ziekenzaal van Dennenoord, waarbij hij in de patiëntengroep opgaat.
Tijdens een wandeling met andere patiënten wordt hij gezien door een van de jongere dochters Ten Haaf, die hem als de vriend van haar broer Jan herkent. Maar wel onder zijn schuilnaam. Ze roept verrast: “hé Frits”. Geert reageert niet en loopt onverstoorbaar door.
Verhuizingen
In september 1944 roept de regering in Londen op tot een spoorwegstaking, waaraan massaal gehoor wordt gegeven. Dit leidt tot een nieuwe stroom onderduikers, waarbij het aantal bij Ten Haaf oploopt tot boven de dertig. Op zulke grote aantallen is het Wilhelmina-huis niet berekend. Bovendien geeft het hoge grondwater in die tijd problemen. Daarom wordt uitgeweken naar de kruipruimte onder een deel van de wasserij, die tegenover de smederij ligt. In de wasserij wordt overdag gewerkt. Boven de schuilplaats van ongeveer zes bij vier meter, is de vouwkamer.
Na enige tijd wordt vanwege het risico op ontdekking verhuisd naar de kelder onder de bakkerij. Maar ook deze plaats voldoet niet voor langere tijd. Terug naar het Wilhelmina-huis is vanuit het oogpunt van veiligheid de beste optie. Al is die bij lange na niet groot genoeg voor 30 of meer onderduikers. Zo’n veertien personen kunnen daar terecht en voor de overigen worden onderduikplaatsen buiten Dennenoord gevonden.
Jan ten Haaf, Geert Molenaar en Jan Toorman, die de schuilnaam Bas heeft, gaan in ieder geval terug naar het Wilhelmina-huis. De oorspronkelijke bewoners met de oudste rechten. Zo ervaren zij dat zelf ook, zoals blijkt uit hun na-oorlogse omschrijving dat zij enige tijd na hun aankomst in februari 1943 “inwoning verschaffen” aan anderen die een onderduikplaats nodig hebben.
Complicaties
De laatste maanden wordt het in meerdere opzichten spannend. De bevrijding komt in zicht, het optreden van de Duitsers wordt bepaald niet milder en op Dennenoord worden paviljoens gevorderd. Eind september 1944 voor de vestiging van onder andere de Ortskommandantur. In de tweede helft van februari en de eerste helft van maart 1945 wordt Dennenoord verplicht ontruimd om door de Duitsers bijna geheel in bezit genomen te worden voor de vestiging van een Kriegslazarett.
De resterende onderduikers moeten met zoveel Duitsers nog meer oppassen niet gezien te worden. Op nog geen vijftig meter van hun schuilplaats is de post van een schildwacht bij het begin van een van de toegangswegen van Dennenoord,.
Na de bevrijding
Op vrijdag 13 april 1945 wordt Zuilaren bevrijd. De wegen van de drie eerste onderduikers lijken dan snel uiteen te gaan.
Jan ten Haaf gaat na zijn bijdrage aan de bewakingstaken van de Binnenlandse Strijdkrachten in Zuidlaren als oorlogsvrijwilliger bij het “Drenthe bataljon” van het 1e Regiment Infanterie naar Indië.
Geert Molenaar doet bij de Binnenlandse Strijdkrachten de administratie in het Noorder-Sanatorium, waar grote aantallen NSB-ers vastgehouden worden. Na een voorbereiding van een jaar met Latijn en Grieks, gaat hij theologie studeren aan het Baptisten-seminarie en de Rijksuniversiteit in Utrecht.
Jan Toorman gaat terug naar Nieuwe Pekela en sluit zich als oorlogsvrijwilliger aan bij het “Gronings Bataljon” van het 12e Regiment Infanterie. Ook hij gaat naar Indië.
Dat de vriendschapsbanden blijven bestaan blijkt onder meer uit de gezamenlijke aanwezigheid op familiebijeenkomsten en trouwdagen, nadat de beide Jannen in 1948 uit Indië zijn teruggekeerd.
Bronnen
Familiearchief Beukema
Familiearchief Ten Haaf
Familiearchief Molenaar
Christelijk lyceum Stadskanaal 1919-1959
Adriana M de Reus-ten Haaf, Twilight Ramblings (niet gepubliceerd)
Rense Schuurmans, Groeten uit Dennenoord
Historisch Documentatiecentrum Overijssel, Zwolle
Nationaal Archief, Den Haag
De eeuw van mijn Ubbo, www.deeeuw.nl
Interviews met vrouwen en kinderen van voormalige onderduikers