Nadat de wat zieke Jan Smit van de Martenssingel uit bed is gebeld op vrijdagmorgen 13 maart 1942, wordt hij door twee mannen van de Haagse Sicherheitsdienst gearresteerd. Daarna volgt een huiszoeking waarbij geen bezwarend materiaal wordt gevonden van de Goudse advocaat en procureur. Dan gaat het per auto naar de onderzoeks- en strafgevangenis in Den Haag, het “Oranjehotel”, waar hij in de loop van de ochtend samen met de stadsgenoten A Nieuwenhuisen, DJC Peters en HL van Roijen arriveert.
Die dag worden zo’n dertig personen uit Den Haag en de wijde regio in hechtenis genomen voor het kort daarvoor gestarte onderzoek onder de naam “Nordpol”. Na registratie wordt de 57-jarige Smit ondergebracht in cel 527. Zijn cel ligt aan de D-gang in het hart van de gevangenis, tegenover de dodencellen. Behandelaar van zijn dossier is Unterscharführer Wilhelm Hadler, die deel uitmaakt van de afdeling IV C van de Sicherheitspolizei, die zich onder andere richt op illegale organisaties. Hadler stond betrekkelijk gunstig bekend onder de gevangenen vanwege zijn respect voor hen. De tijd voor de -in hoofdzaak- mannen die vastzitten in de gevangenis bestaat veelal uit onzekerheid, wachten, verveling en enkele verhoren.
Levensloop tot 1940
Jan Smit wordt in Gouda geboren als eerste kind in het gezin-Smit op 26 oktober 1884. Zijn ouders hebben vanaf 1892 een winkel in fournituren aan de Lange Tiendeweg, ter hoogte van de Groeneweg en Rozendaal.
Na de HBS in Gouda studeert hij wis- en natuurkunde in Groningen, wordt leraar in Tilburg en na de mobilisatie van 1914-1918 in Rotterdam. In 1920 promoveert hij aan de Rijksuniversiteit Utrecht op een wiskundig onderwerp: “Een afbeelding van het cirkelveld op de puntenruimte”. In verband met zijn gehoorproblemen zegt hij in 1925 het onderwijs vaarwel, gaat rechten studeren in Leiden en wordt in 1928 advocaat en procureur in Gouda. Daar houdt hij samen met zijn broer die ook advocaat is eerst kantoor aan de Wijdstraat, daarna aan de Hoogstraat. Vanaf 1935 voeren zij hun praktijk aan de Lange Tiendeweg. Daarvoor hebben ze het pand waar hun ouders enkele tientallen jaren een manufacturenwinkel hadden laten verbouwen.
Sinds 1932 is hij commandant van de Goudse burgerwacht. Dat ligt hem wel, want al in 1906 -kort voor zijn 22e verjaardag- is hij reserveofficier geworden.
Smit heeft een veelzijdige belangstelling, is de eerste voorzitter van de Oudheidkundige kring “Die Goude” en is actief voor het Stedelijk Museum van Oudheden en lid van het College van Librijemeesters.
Op een protestbijeenkomst op 18 november 1938 tegen de Jodenvervolging in Duitsland is de remonstrantse Smit namens het vrijzinnig deel van de Goudse bevolking een van de vijf sprekers.
In 1939 wordt het Nederlandse leger vanwege de toegenomen internationale spanningen opnieuw gemobiliseerd. Ook reserve-majoor Smit wordt opgeroepen. Hij wordt na twee maanden bevorderd en laat bij fotograaf Grijpink in Nijmegen een portretfoto in uniform maken, die later in tal van publicaties wordt afgedrukt. Ook al gaan die doorgaans over niet-militaire activiteiten.
Ordedienst
In het voorjaar van 1941 zijn aan het opkomende verzet gevoelige slagen toegebracht door arrestatie van vele tientallen betrokkenen. Mede als gevolg daarvan fuseren de resterende delen van de Ordedienst en het Legioen Oud-Frontstrijders. De landelijke leiding komt dan in handen van de voormalige luitenant-kolonel van de marechaussee PRM Versteeg uit Bussum. Als ook hij wordt opgepakt in augustus 1941 treedt jonkheer Johan (Jaat) Schimmelpenninck uit Den Haag met zijn groep ook toe en neemt de leiding over. Vanuit de kringen rond Schimmelpenninck worden in augustus 1941 twee koeriers naar Gouda gestuurd om het plaatselijke verzet op te nemen in hun organisatie. Die contacten zijn eerst vooral met Nieuwenhuisen, Peters en De Langen, die op praktisch en uitvoerend niveau actief zijn. In diezelfde tijd wordt generaal-majoor Van de Kasteele commandant van gewest Zuid-Holland. Gouwenaar Van Roijen wordt commandant van district Gouda.
Plaatselijk commandant
In de zoektocht naar een geschikte stadscommandant wordt onder andere vanuit Den Haag bij burgemeester KFO James geïnformeerd wie daarvoor in aanmerking komt. James vindt Smit de meest aangewezen persoon, ook vanwege zijn ervaring in Gouda als commandant van de burgerwacht vanaf de oprichting. Smit wordt door Van Roijen aangezocht als stadscommandant, maar dat loopt nog niet zo voorspoedig. Smit heeft een goede staat van dienst als reserveofficier en heeft stevige opvattingen, maar is zeer terughoudend om in het verzet te gaan. Het blijft vooral bij het uitdenken van plannen wat er te doen staat als de Duitsers verslagen zijn of uit zichzelf vertrekken. Wel vraagt hij twee collega-juristen, onder wie JLJA van Mechelen -een reservekapitein die voor de bezetting actief was als secretaris van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm afdeling Gouda- om als het zover is mee te werken. Verder wil hij niet gaan. Aanmoedigingen van James hebben geen effect en contacten met het lokale verzet -via Nieuwenhuisen, De Langen en WL Mulder- dat dringend behoefte heeft aan een officier om leiding te geven houdt Smit nadrukkelijk af. Zij vertellen Smit wel eens wat, maar hij vertelt hen niets. Van Roijen noemt Smit de naam van Van de Kasteele als de gewestelijk commandant voor het geval hijzelf gearresteerd mocht worden. Maar contact hebben Smit en Van de Kasteele niet met elkaar.
Vrijgelaten in Kamp Amersfoort
Na zo’n acht maanden in het Oranjehotel gaat Smit op 16 november naar kamp Amersfoort. Diverse onderzoeken door de Duitsers zijn in november en december afgerond en in groepen worden gevangenen per trein overgebracht naar Kamp Amersfoort. Veel concrete aanwijzingen tegen Smit zijn er niet. Zelf denkt hij dat zijn naam is aangetroffen op een lijst met OD-mensen, maar waarschijnlijker is dat zijn naam genoemd is door een doorgeslagen gevangene in de aanloop naar de arrestatiereeks van 13 maart. Hij heeft weinig activiteit aan de dag gelegd en wat hij heeft uitgedacht heeft hij niet aan papier toevertrouwd.
Op 10 december 1942 wordt hij dan ook vrijgelaten uit Kamp Amersfoort. Zelf denkt hij in de naoorlogse jaren het einde van zijn gevangenschap te danken te hebben aan zijn voormalige regimentsaalmoezenier Vissers. Die zou een goed woordje voor hem hebben gedaan bij de Duitse officier die bij hem ingekwartierd was. Er zijn vanuit Amersfoort vaker onverwacht gevangenen vrijgelaten wegens het ontbreken van bewijs bij aanvankelijke verdenkingen. Na negen maanden is Smit weer thuis bij zijn vrouw en haar dochter Marie in Gouda, waar hij zijn advocatenpraktijk hervat.
Militair leven
Op 17-jarige leeftijd in 1902 wordt Jan Smit vrijwillig aspirant-vaandrig bij het 4e Regiment Infanterie. Steeds onderbroken door groot verlof doorloopt hij de onderofficiersrangen, waarna hij bij koninklijk besluit van 31 oktober 1906 tot reserve-tweede luitenant benoemd wordt. Zijn een maand eerder vastgestelde “bijziendheid aan het rechteroog en hardhorigheid aan het linker oor” zijn daarvoor geen belemmeringen. In 1914 wordt hij opgeroepen voor de mobilisatie en in 1918 gaat hij over van de Infanterie naar het Regiment Jagers. Op gezette tijden maakt hij promotie en wisselt diverse malen van Jagers naar Infanterie en andersom. Kort na zijn tweede mobilisatie wordt de donkerblonde, blauwogige en omstreeks 1 meter 70 lange Smit op 30 oktober 1939 bevorderd tot reserve-luitenant-kolonel en benoemd bij de staf van de Ie Divisie. Als op 10 mei 1940 de oorlog uitbreekt is hij in Rhenen commandant van het 24e Regiment Infanterie en heeft zijn commandopost in villa Waller. Op de derde oorlogsdag neemt hij betrekkelijk ongeorganiseerde, terugtrekkende Nederlandse troepen onder zijn bevel, treedt beleidvol op en toont veel moed. Hij voert zelf ook verkenningen uit en dwingt vertwijfelde militairen, soms letterlijk met zijn pistool, hun post niet te verlaten. Op voordracht van de Commissie Militaire Onderscheidingen ontvangt hij in 1952 in Amsterdam de hoge dapperheidsonderscheiding Bronzen Leeuw voor zijn “bezielende bevelvoering” op de Grebbeberg bij Rhenen in mei 1940.
Begin juni, drie maanden later, overlijdt de weduwnaar dr mr Jan Smit thuis aan de Martenssingel toch nog plotseling, na een ernstige ziekte.
Bronnen
Benda-Beckman, B von, Het Oranjehotel. Een Duitse gevangenis in Scheveningen (2019)
Dam, MJ van, Gouda in de Tweede Wereldoorlog (2e herziene druk 2006)
James, KFO, Aantekeningen van zijn belevenissen kort vóór, tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog (1970)
Müller, E, De Bronzen Leeuw. Voor bijzonder moedige en beleidvolle daden 1944-2016 (2016)
Schouten, J, Wie waren zij? Een reeks van Goudse mannen en vrouwen, die men niet mag vergeten (1980)
Schulten, JWM, De geschiedenis van de Ordedienst. Mythe en werkelijkheid van een verzetsorganisatie (1998)
Weber, EP, Gedenkboek van het Oranjehotel (3e herziene druk 2016)
Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, delpher
Nationaal Archief, Den Haag
Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag
NIOD, Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocïdestudies, Amsterdam
Streekarchief Midden-Holland, Gouda
begraafplaatsenonline.nl
grebbeberg.nl