De Gouwenaar Antonius Nieuwenhuisen -roepnaam Toon- wordt geboren op 17 december 1894. Zijn ouders wonen aan de Verlorenkost. Vader is van beroep “verver”, schilder. Ze wonen aan de centrumzijde van het water van de Verlorenkost. Dat is leven en wonen in de directe omgeving van pateelfabrieken tussen de Raam en de Vest.
Anders dan zijn oudere broer, die ook schilder wordt, volgt Toon een opleiding tot smid en gaat het rijwielherstel-vak in.
Als in 1920 de katholieke voetbalvereniging DONK wordt opgericht behoort hij tot de eerste leden en maakt hij deel uit van het eerste elftal dat voor DONK uitkomt.
Midden-jaren-twintig komt Annie van den Eng op zijn weg, en ze trouwen in de zomer van 1927. Dat betekent ook verhuizen naar de Raam 5-boven, vlakbij het pand Verlorenkost 1 waar hij zijn werkplaats heeft. Hij is zelfstandige, wat goed past bij zijn ondernemingszin, onafhankelijkheid en uitgesproken mening. Als de woning boven de werkplaats vrij komt verhuizen ze.
Naast de werkplaats aan de Verlorenkost heeft hij een opslagruimte in gebruik aan het Rotterdamsche Veer (de Lichtfabriek-zijde van het Nonnenwater). Behalve rijwielverkoop en -herstel, doet Nieuwenhuisen aan carrosseriebouw en verhuur van bakfietsen.
Toon heeft een hechte band met voetbalvereniging DONK, wordt in de zomer van 1930 gekozen tot bestuurslid, en is dan twee jaar voorzitter. Ook in die tijd blijkt zijn voortvarendheid als het bestuur kleedruimte wil bouwen en een kantine wil realiseren op het kort daarvoor toegewezen terrein aan de Bodegraafsestraatweg.
In januari 1937 breekt bij een bedrijfsongeval brand uit in de werkplaats aan de Verlorenkost, waarbij ook de bovenliggende woning verloren gaat. Lang zit hij niet bij de pakken neer, want een week of zes later is de officiële opening van de nieuwe vestiging van zijn zaak, nu aan de Hoge Gouwe 143. Hij adverteert intussen behalve als rijwielhersteller ook als instrumentslijper. Zelf vinden Toon en Annie -die geen kinderen hebben- onderdak in de woning boven een opslagplaats aan Verlorenkost 3.
Pril verzet
Na de Nederlandse capitulatie voor Duitsland zint Toon op mogelijkheden om zich te verzetten tegen de bezetter. In de jaren twintig maakt hij deel uit van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm (een soort “Nationale Reserve” tussen de beide wereldoorlogen) en is hij verklaard tegenstander van “het gebroken geweertje”, het pascifisme in die tijd. Via zijn netwerk, waarbij de kring van katholieken een grote plaats inneemt, vindt hij al in de tweede helft van 1940 mannen met een gelijkgezinde verzetshouding. Daarin vormt hij met een oud-marinier en een politieman -beiden tweede helft twintig- een driemanschap dat de kern van het prille verzet is. Het streven naar aansluiting bij een landelijke organisatie slaagt pas in het voorjaar van 1941. Dan breiden de werkzaamheden zich geleidelijk uit en is Toon naast de technische man die zich met wapens en munitie bezighoudt ook contactpersoon voor een landelijk opererende Inlichtingendienst, die zich onder andere op spionage richt. Zijn werkplaats aan de Hoge Gouwe wordt voor het plaatselijke verzet het hoofdkwartier en vergaderadres, en voor de Inlichtingendienst het aanloop- en contactadres. Maar ook voor het schoonmaken en onderhouden van wapens en munitie is het de aangewezen plek.
Arrestatie en processen
Aan het begin van vrijdagmorgen 13 maart 1942 wordt Nieuwenhuisen na verraad gearresteerd door de Sicherheitsdienst uit Den Haag. Dat overkomt nog vier Gouwenaars, die ook naar het Huis van Bewaring in Scheveningen (het “Oranjehotel”) worden overgebracht. In de maanden die volgen vinden onderzoeken en verhoren plaats. Door verraad en spraakzaamheid van andere gearresteerden zijn er zoveel feiten bekend, dat ontkennen zinloos is.
Begin november zijn de onderzoeken afgerond en gaat Nieuwenhuisen naar Kamp Amersfoort. Hij verhuist na een kleine vier maanden naar Vught, omdat er in Amersfoort nieuwbouw plaats gaat vinden. In de tweeënhalve maand in Vught werkt hij samen met medegevangenen in een Philips-werkplaats, wat een meevaller is: het werk is niet zo zwaar en ze krijgen daar extra te eten. In dezelfde tijd wordt ook het 2e Ordedienst-proces (proces Roëll) gehouden. Enkele van Nieuwenhuisens verzetsactiviteiten worden vastgesteld, maar dit leidt niet tot een directe veroordeling. Half mei 1943 wordt hij overgebracht naar de gevangenis aan de Gansstraat in Utrecht. Daar volgt het Inlichtingendienst-proces (proces Van Hattem). Hoewel hij ook hier niet tot de hoofdverdachten behoort worden zijn activiteiten voor de spionagedienst en contacten met koeriers bewezen.
Nieuwenhuisen wordt op grond van beide processen “abgetrennt”: de rest van de oorlog moet hij als in nacht en nevel verdwijnen. Hij gaat naar een concentratiekamp, mag geen contact hebben met zijn familie, die ook niet mag weten waar hij is. In september 1943 ontvangt Annie Nieuwenhuisen-van den Eng vanuit Utrecht voor het laatst een teken van leven.
Concentratiekampen
Opnieuw gaat hij naar Kamp Amersfoort, maar nu voor een enkele dag, om van daaruit per trein naar concentratiekamp Natzweiler in de Franse Elzas -niet ver van Straatsburg- gebracht te worden.
Het leven daar is fysiek zeer zwaar, de voeding is verre van voldoende en het regime is barbaars. Vele medegevangenen sterven door mishandeling, uitputting of ziekte. Ook Toon heeft het er erg moeilijk en is herhaaldelijk zó ziek dat hij niet kan werken en opgenomen wordt in de ziekenbarak, wat veel zeggend is in een Duits concentratiekamp.
Vanaf juni 1944 gloort er een sprankje hoop als de geallieerde invasie in Normandië aanbreekt. Met enige vertraging bereikt dat bericht ook de gevangenen. Na de successen van de naderende geallieerden worden de gevangenen vanuit Natzweiler naar Duitsland geëvacueerd. Toon Nieuwenhuisen gaat begin september met een ziekentransport naar Dachau, niet ver van München. Daar volgt een week of drie quarantaine, waarna hij wordt overgebracht naar buitenkommando Dautmergen, een kilometer of tien boven de Zwitserse grens. Dat is zelfs voor de gevangenen die heel wat gewend zijn een verschrikking: koud, modder, verblijf in tenten, nauwelijks te eten.
Sterven in Dachau
Om niet te achterhalen redenen is Toon de enige uit zijn groep die vanuit Dautmergen teruggestuurd wordt naar Dachau. Daar komt hij weer aan op 23 oktober.
Zijn gezondheid is verder verslechterd en de omstandigheden in Dachau zijn erbarmelijk. Vlektyfus breekt zijn laatste weerstand.
Op 10 december 1944 gaat hij naar de ziekenbarak. Gevangenen in Dachau weten dat als je naar de ziekenbarak gaat, dat veelal is om te sterven.
In de vroege morgen van maandag 11 december bij de ochtendronde wordt de dood van Toon Nieuwenhuisen vastgesteld. Zes dagen voor zijn vijftigste verjaardag.
Deze reconstructie is tot stand gekomen op basis van onderzoek in o.a.:
Arolsen Archives, ITS, Bad Arolsen, Duitsland
Archief SV Donk, Gouda
Collectie Libertum, Gouda
Nationaal Archief, Den Haag
Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag
NIOD, Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocïdestudies, Amsterdam
Streekarchief Midden-Holland, Gouda